ECLI:NL:RBDHA:2024:10199

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
NL24.10523
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing uitstel van vertrek op basis van medische redenen en de toegankelijkheid van zorg in het land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.S. Yap, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. K. Kanters. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 7 maart 2024, waarin haar bezwaar tegen de afwijzing van uitstel van vertrek ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft op 5 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, geboren in 1982 en van Turkse nationaliteit, eerder in Nederland verbleef met een verblijfsvergunning, maar dat deze niet is verlengd. Eiseres heeft aangevoerd dat de noodzakelijke medische zorg in Turkije niet toegankelijk is en dat haar terugkeer naar Turkije zou leiden tot een verslechtering van haar psychische gezondheid. De staatssecretaris heeft echter gesteld dat eiseres in Turkije de benodigde zorg kan krijgen en dat haar banden met Turkije sterker zijn dan die met Nederland.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de medische zorg in Turkije niet toegankelijk is en dat het bestreden besluit niet in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10523

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Inleiding

In het besluit van 7 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de ambtshalve afwijzing van het verlenen van uitstel van vertrek ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2024 op een zitting behandeld in Breda. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

Griffierecht
1. Van de indiener van een beroepschrift bij de bestuursrechter wordt griffierecht geheven. Eiseres heeft het verzoek gedaan om hiervan te worden vrijgesteld. Eerder heeft de rechtbank dit verzoek voorlopig toegewezen. Gelet op wat eiseres naar voren heeft gebracht over haar inkomen, en gelet op het door haar ondertekende formulier, ziet de rechtbank aanleiding om dit verzoek definitief toe te wijzen. Van eiseres zal dan ook geen griffierecht worden geheven.
Feiten
2. Eiseres is geboren op [datum] 1982 en heeft de Turkse nationaliteit.
3. Van 15 februari 2001 tot 13 december 2002 is eiseres in Nederland in het bezit geweest van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Vervolgens heeft zij een aantal aanvragen ingediend voor reguliere verblijfsvergunningen met verschillende verblijfsdoelen, die niet hebben geleid tot het verlenen van een verblijfsvergunning. Op
8 augustus 2018 heeft eiseres schriftelijk een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft
deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat eiseres niet naar [plaats] is gekomen
om het formulier M35-H te ondertekenen. Op 3 juni 2019 heeft eiseres een opvolgende asielaanvraag ingediend. In het besluit van 9 september 2021 heeft verweerder die aanvraag afgewezen. Dit staat in rechte vast.
4. In het besluit van 9 september 2021 is tevens aan eiseres voorlopig uitstel van vertrek om medische redenen zoals bedoeld in artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 verleend, in afwachting van de definitieve beslissing op de beoordeling om ambtshalve toepassing hiervan. Op 11 april 2022 heeft het Bureau Medische Advisering van verweerder (BMA) een advies aan verweerder uitgebracht over de medische problematiek van eiseres. Op 4 mei 2022 heeft eiseres hierop gereageerd. In het besluit van 7 juli 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de ambtshalve toepassing van uitstel van vertrek afgewezen.
5. Eiseres heeft bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In het besluit van 25 april 2023 heeft verweerder aan eiseres voorlopig uitstel van vertrek verleend voor een periode van zes maanden, of zoveel korter tot het moment waarop op haar bezwaarschrift is beslist. Op 3 juli 2023 heeft het BMA verweerder opnieuw geadviseerd over de medische toestand van eiseres. Op 28 juli 2023 heeft eiseres daarop gereageerd. Op 11 december 2023 is eiseres gehoord door de ambtelijke hoorcommissie van verweerder. In het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Standpunten
6. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het volgende standpunt. Eiseres komt niet in aanmerking voor uitstel van vertrek om medische redenen. Zij is bekend met ernstige depressieve klachten en posttraumatisch stresssyndroom en heeft hiervoor therapie en medicatie. Uit het BMA-advies van 3 juli 2023 blijkt dat er een medische noodsituatie kan ontstaan als de noodzakelijke behandeling voor eiseres uitblijft. Uit dit advies blijkt echter ook dat eiseres onder de juiste voorwaarden in staat is om te reizen en dat de voor haar noodzakelijke medische behandeling aanwezig is in haar land van herkomst, Turkije. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in Turkije niet in staat zal zijn om haar medische behandeling te betalen of om naar de plaats van de medische behandelingen te reizen. Ten slotte heeft eiseres volgens verweerder weliswaar privéleven in Nederland, zoals bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), maar zijn haar banden met Turkije sterker.
7. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij voert aan dat zij in bezwaar al gemotiveerd heeft dat de voor haar noodzakelijke medische zorg in Turkije zowel praktisch als financieel niet toegankelijk is. Zij beroept zich hierbij op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 7 december 2021 in de zaak
Savran(ECLI:CE:ECHR:2021:1207JUD005746715). Het reizen op zich leidt tot een medische noodsituatie en terugkeer naar Turkije betekent een significante achteruitgang van haar psychische gesteldheid. Uitzetting zou daarom in strijd zijn met het verbod op onmenselijke behandeling zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Daarnaast voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat haar banden met Turkije sterker zijn dan die met Nederland. Zij verblijft namelijk al langere tijd in Nederland en is volledig afhankelijk van haar familieleden en van haar sociale netwerk in Nederland.
8. In het verweerschrift heeft verweerder meegedeeld het bestreden besluit te handhaven. Eiseres heeft de inhoud van het BMA-advies van 3 juli 2023 niet betwist. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de voor haar noodzakelijke zorg in Turkije niet feitelijk toegankelijk is. Uit het BMA-advies van 3 juli 2023 en uit de eerder door eiseres overgelegde medische informatie blijkt niet dat uitzetting een significante terugval voor haar gezondheid zou betekenen. Verder heeft eiseres weliswaar lang in Nederland verbleven, maar heeft zij eerder ook een substantieel verblijf in Turkije gehad en kan van haar worden verwacht om opnieuw een bestaan in Turkije op te bouwen. Hierbij weegt verweerder mee dat eiseres slechts korte tijd een verblijfsvergunning heeft gehad in Nederland.
9. Ter zitting is namens eiseres nog gesteld dat er in het BMA-advies van 3 juli 2023 ten onrechte geen rekening is gehouden met het traumatische verleden van eiseres in Turkije, zodat elke terugkeer naar Turkije een directe achteruitgang van haar gezondheid betekent. Verweerder heeft in reactie daarop aangegeven dat de oorzaak van de medische klachten voor het BMA niet relevant is bij het maken van de beoordeling van de vraag of het uitblijven van een medische behandeling tot een noodsituatie leidt.
10. De rechtbank zal aan de hand van de beroepsgronden toetsen of verweerder terecht aan eiseres geen uitstel van vertrek om medische redenen heeft verleend.
Beoordeling door de rechtbank
11. Een BMA-advies is een deskundigenadvies waarvan verweerder in beginsel mag uitgaan. Wel moet verweerder nagaan of het advies zorgvuldig tot stand is gekomen en of de inhoud inzichtelijk en concludent is. Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Eiseres heeft met haar enkele stelling dat zij een traumatisch verleden heeft in Turkije niet aannemelijk gemaakt dat het BMA-advies van 3 juli 2023 niet aan het bestreden besluit ten grondslag kon worden gelegd. Hieruit volgt namelijk als zodanig niet dat eiseres niet onder de genoemde voorwaarden zou kunnen reizen, en ook niet dat voor haar noodzakelijke medische zorg niet in Turkije beschikbaar zou zijn.
12. Het ligt op de weg van de vreemdeling om aannemelijk te maken dat noodzakelijke medische zorg die beschikbaar is in het land van herkomst in het individuele geval niet feitelijk toegankelijk is. Dit volgt uit het arrest van het EHRM van 13 december 2016 in de zaak
Paposhvili(ECLI:CE:ECHR:2016:1213JUD004173810). Eiseres is hier niet in geslaagd. Zij heeft namelijk niet inzichtelijk gemaakt wat de kosten van haar medische behandeling in Turkije zouden zijn. Evenmin heeft zij aannemelijk gemaakt dat zij in Turkije geen inkomsten zou kunnen verwerven, dan wel geen beroep zou kunnen doen op vergoeding van ziektekosten via een verzekering of via de overheid. Verder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij zich niet vlakbij de plaats van behandeling zou kunnen vestigen of dat zij op geen enkele manier naar die plaats zou kunnen reizen. Het is dan ook niet gebleken dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Het beroep op het
Savran-arrest slaagt daarom niet.
13. In het besluit van 8 maart 2006, waarbij de reguliere verblijfsvergunning van eiseres is ingetrokken, heeft verweerder al overwogen dat terugkeer van eiseres naar Turkije niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft dit in het bestreden besluit niet ten onrechte gehandhaafd. Eiseres heeft haar privéleven in Nederland grotendeels opgebouwd terwijl zij een precaire verblijfsrechtelijke positie had. Volgens vaste rechtspraak van het EHRM brengt dit mee dat sprake moet zijn van uitzonderlijke omstandigheden voordat dit privéleven kan leiden tot een recht om in Nederland te verblijven. Eiseres heeft echter niet aannemelijk gemaakt hoe haar netwerk er in Nederland uitziet en evenmin dat zij daarvan afhankelijk is. Anderzijds heeft verweerder wel in de beoordeling kunnen betrekken dat eiseres al meerderjarig was toen zij naar Nederland kwam en dat zij bekend is met de Turkse taal en cultuur. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte overwogen dat van eiseres mag worden verwacht om opnieuw een bestaan in Turkije op te bouwen.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Het bestreden besluit blijft in stand. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 2 juli 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.