ECLI:NL:RBDHA:2024:10225

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
AWB 23/10271
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke kader van tijdelijke bescherming

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die niet in aanmerking kwam voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming. Het bestreden besluit, genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 augustus 2023, werd door de verzoeker bestreden. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker in zijn verzoekschrift geen gronden heeft vermeld, wat in strijd is met artikel 8:81, vierde lid, van de Awb. De verzoeker is in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar heeft geen gronden ingediend binnen de gestelde termijnen.

Gelet op het ontbreken van de benodigde gronden heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft het verzoek dan ook niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 23/10271

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker
V-nummer: [V-nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoeker
meegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming op grond van de
Richtlijn tijdelijke bescherming. [1]
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [2] uitspraak zonder
zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, vierde lid, van de Awb in samenhang met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb moet verzoeker in het verzoekschrift de gronden van verzoek vermelden. Indien niet aan dit vereiste is voldaan, kan op grond van artikel 6:6 Awb het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard, mits verzoeker de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2. De rechtbank stelt vast dat er geen gronden zijn vermeld in het verzoekschrift. De rechtbank heeft verzoeker bij brief van 10 oktober 2023 hierop gewezen en hem in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen binnen twee weken na de datum van verzending van de brief. Hierbij is vermeld dat, indien verzoeker niet aan dit verzoek voldoet, het verzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
3. Bij aangetekende brief van 15 november 2023 is verzoeker gewezen op de brief van 10 oktober 2023 en nogmaals in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken het verzuim te herstellen. De aangetekende brief is door de rechtbank op 4 december 2023 retour ontvangen met als reden dat de aangetekende brief niet is opgehaald. De griffier heeft op 5 december 2023 een brief per gewone post verstuurd naar het adres van verzoeker en verzoeker nogmaals in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen.
4. Verzoeker heeft geen gronden ingediend binnen de gestelde termijnen.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.A.M. Mangroe, griffier, op 25 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Algemene wet bestuursrecht.