ECLI:NL:RBDHA:2024:10240

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
AWB 23/6729 en AWB 23/6731
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep en verzoek om voorlopige voorziening wegens niet-betaling griffierecht

Op 5 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken AWB 23/6729 en AWB 23/6731. Deze uitspraak betreft een beroep en een verzoek om een voorlopige voorziening van eiser tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 23 mei 2023. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het griffierecht niet door eiser is betaald. Dit is in strijd met de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die vereisen dat griffierecht moet worden betaald om een beroep en verzoek om voorlopige voorziening inhoudelijk te kunnen behandelen.

De rechtbank heeft eiser op 1 juli 2023 en 30 juli 2023 aangetekende brieven gestuurd waarin hij werd geïnformeerd over de noodzaak van betaling van het griffierecht. Ondanks deze waarschuwingen heeft eiser het griffierecht van in totaal € 368,- niet betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen geldige redenen zijn aangevoerd door eiser voor het niet betalen van het griffierecht. Hierdoor is de rechtbank genoodzaakt om het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening niet inhoudelijk te behandelen, wat leidt tot de conclusie dat deze kennelijk niet-ontvankelijk zijn.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk worden verklaard. Er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten, aangezien de zaak niet inhoudelijk is behandeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/6729 en AWB 23/6731

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. M. Flipse),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser tegen het besluit van 23 mei 2023.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaken niet nodig is (artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Eiser heeft namelijk het griffierecht niet betaald, waardoor de rechtbank de zaken niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat en een verzoek om een voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 eerste lid en in artikel 8:82, eerste lid, van de Awb. In dit geval is het griffierecht voor beide zaken samen € 368,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiser op 1 juli 2023 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiser het griffierecht voor de voorlopige voorziening binnen twee weken moet betalen aan de rechtbank.
5. De rechtbank heeft eiser op 30 juli 2023 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiser het griffierecht voor het beroep binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank.
6. De rechtbank heeft de bedragen niet ontvangen. Eiser heeft daar geen reden voor gegeven.
7. De rechtbank zal het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening niet inhoudelijk behandelen. Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

- De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- De rechtbank verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.