ECLI:NL:RBDHA:2024:1025
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van het verlies van Nederlanderschap en Unieburgerschap bij langdurig verblijf buiten de EU
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2024, wordt het beroep van eiseres, een in Brazilië woonachtige vrouw, tegen het niet in behandeling nemen van haar paspoortaanvraag beoordeeld. Eiseres, die in 1991 in Brazilië is geboren en in 2001 de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen door erkenning door haar Nederlandse vader, heeft in 2021 voor het eerst een Nederlands paspoort aangevraagd. De aanvraag werd echter niet in behandeling genomen omdat verweerder, de minister van Buitenlandse Zaken, stelde dat eiseres haar Nederlanderschap op [dag] 2019 van rechtswege had verloren door langdurig verblijf buiten het Koninkrijk der Nederlanden en de EU.
De rechtbank behandelt de vraag of het verlies van het Nederlanderschap en daarmee het Unieburgerschap onevenredig is voor eiseres. Verweerder baseert zich op adviezen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en concludeert dat het verlies van het Nederlanderschap niet onevenredig is, ondanks de pogingen van eiseres om een paspoort aan te vragen en haar plannen om in Nederland te wonen. De rechtbank oordeelt dat de IND op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiseres niet onevenredig is geraakt in haar Unieburgerschap, en dat de omstandigheden van eiseres niet voldoende zijn om aan te nemen dat er sprake is van onevenredigheid.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het bestreden besluit van verweerder. Eiseres heeft geen recht op een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.