ECLI:NL:RBDHA:2024:10292

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
NL24.13175
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiser op 1 september 2022 een asielaanvraag ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 6 maart 2023 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar dit beroep werd ingetrokken nadat de minister zijn eerdere besluit op 2 mei 2023 had ingetrokken. Op 26 maart 2024 heeft eiser een nieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser stelde dat de beslistermijn begon op de datum van zijn aanvraag, 1 september 2022. De rechtbank verduidelijkte dat de beslistermijn pas begint wanneer Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, wat in dit geval pas het geval was na de inwerkingtreding van de WBV 2023/3, die de beslistermijn verlengde tot 26 juli 2024.

De rechtbank concludeerde dat de ingebrekestelling van 11 maart 2024 prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor werd het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.L. Weerkamp op 3 juli 2024 en openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.13175

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.A.W.A. Visser),
en
de minister van Asiel en Migratie,daaronder mede begrepen diens rechtsvoorgangers, verweerder.

Inleiding

Eiser heeft op 1 september 2022 een asielaanvraag ingediend.
Bij besluit van 6 maart 2023 heeft verweerder de asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld . Verweerder heeft op 2 mei 2023 zijn besluit van 6 maart 2023 ingetrokken. Vervolgens heeft eiser het beroep ingetrokken.
Eiser heeft op 26 maart 2024 het onderhavige beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een verweerschrift in te dienen.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiser voert aan dat verweerder niet tijdig op zijn asielaanvraag heeft beslist. Daarbij meent eiser dat moet worden uitgegaan van 1 september 2022 als start van de beslistermijn, zijnde de datum waarop eiser de aanvraag heeft ingediend.
3. Uit artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) volgt dat de beslistermijn aanvangt op het moment waarop is komen vast te staan dat Nederland verantwoordelijk is of zal worden voor de behandeling van de asielaanvraag. Van dat moment is in elk geval sprake als de uiterste overdrachtstermijn is verstreken. Dat moment kan zich ook eerder voordoen, bijvoorbeeld als verweerder zelf eerder besluit de zaak aan zich te houden of als door feiten en omstandigheden blijkt dat de verantwoordelijkheid vanaf een bepaald moment aan Nederland behoort of zal gaan behoren.
4. De Afdeling [1] heeft in haar uitspraken van 26 april 2023 [2] bepaald dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De Afdeling heeft ook geoordeeld dat, alhoewel de Italiaanse autoriteiten voornemens zijn overdrachten als bedoeld in de Dublinverordening op enig moment te hervatten, het op dit moment niet mogelijk is vast te stellen wanneer het gebrek aan opvangfaciliteiten zal zijn opgelost en de overdrachten aan Italië weer kunnen worden hervat.
5. Dit betekent dat het vanaf dit moment voor verweerder duidelijk was of had moeten zijn dat een overdracht van eiser aan Italië niet mogelijk was en verweerder verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van eisers asielaanvraag.
6. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in geval van eiser op 26 oktober 2023 eindigen. De staatssecretaris heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 [3] de beslistermijn verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser op 26 juli 2024 eindigt. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 19 april 2024 [4] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling van 11 maart 2024 te vroeg is ingediend. Daarom is het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, op 3 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Besluit van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2023 nr. 3235.