ECLI:NL:RBDHA:2024:1036

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
23/843
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om rectificatie van woonadres door de Belastingdienst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2023, onder zaaknummer SGR 23/843, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om rectificatie van zijn woonadres behandeld. Eiser had verzocht om rectificatie omdat zijn feitelijke woonadres in de periode van 1 juli 2008 tot en met 26 december 2008 onjuist was vermeld in het systeem van de Belastingdienst. Eiser weigerde echter om zijn correcte adresgegevens voor die periode te verstrekken, waardoor de Belastingdienst niet in staat was om aan zijn verzoek te voldoen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om rectificatie terecht was, omdat het verstrekken van de juiste gegevens door eiser essentieel was voor de rectificatie. De rechtbank stelde vast dat het recht op rectificatie, zoals vastgelegd in artikel 16 van de AVG, niet kon worden uitgevoerd zonder de medewerking van eiser. Eiser had ook aangevoerd dat zijn inzagerecht was geschonden, maar de rechtbank concludeerde dat hij voldoende dossierstukken had ontvangen en dat zijn afwezigheid op de zitting voor zijn eigen rekening kwam. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had afgezien van het horen van eiser in de bezwaarfase, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/843

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats] (Italië), eiser

(gemachtigde: mr. A.C.S. Grégoire),
en

de minister van Financiën, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. [gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van het verzoek om rectificatie.
1.1.
Verweerder heeft dit verzoek met het besluit van 9 november 2022 (het primaire besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 19 januari 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens verweerder deelgenomen, zijn gemachtigde en mr. [naam]. Eiser is zonder bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Naar aanleiding van een verzoek om inzage door eiser is gebleken dat zijn feitelijke woonadres in de periode van 1 juli 2008 tot en met 26 december 2008 onjuist stond weergegeven in het systeem van verweerder. Verweerder heeft het bezwaar van eiser tegen de beslissing op het verzoek om inzage daarom mede opgevat als een nieuw verzoek om rectificatie. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen omdat eiser weigert zijn juiste adresgegevens in die periode te bevestigen dan wel verstrekken.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser wenst te achterhalen waarom hij met verkeerde gegevens opgenomen was/ is in de systemen van de Belastingdienst. Verder heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser tegen het primaire besluit ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard. Hierdoor is er in strijd gehandeld met het inzagerecht en de hoorplicht.
Wat vindt verweerder in beroep?
4. Verweerder geeft aan dat hij bereid is de adresgegevens van eiser te wijzigen, maar dat dit niet mogelijk is zolang eiser weigert om het juiste adres te verstrekken. Voorts leent deze procedure zich er niet voor om verweerder te laten erkennen dat er in het verleden brieven naar een verkeerd adres zijn verstuurd. Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiser kennelijk ongegrond verklaard, omdat hij niet de beschikking heeft over de juiste gegevens waarmee kan worden voldaan aan het verzoek om rectificatie. Verweerder beoogt hiermee niet om het inzagerecht en de hoorplicht te omzeilen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt voorop dat het in deze procedure gaat om de vraag of verweerder het verzoek om rectificatie van eiser terecht heeft afgewezen. Uit artikel 16 van de AVG volgt dat het recht op rectificatie betrokkenen de mogelijkheid geeft om gegevens te corrigeren of aan te vullen wanneer deze onjuist blijken te zijn. Niet is in geschil dat het feitelijke woonadres van eiser in de periode van 1 juli 2008 tot en met 26 december 2008 onjuist in het systeem van verweerder staat vermeld. Echter eiser heeft op verzoek van verweerder niet zijn correcte adresgegevens bevestigd dan wel verstrekt. Nu eiser niet de juiste gegevens aan verweerder verstrekt, is het voor verweerder niet mogelijk om de gegevens te rectificeren. Voor rectificatie is het noodzakelijk om onjuiste gegevens te wijzigen en nu juist die wijziging is zonder de informatie van eiser niet mogelijk. Voor zover eiser wenst te achterhalen waarom hij met verkeerde gegevens opgenomen was/ is in de systemen van de Belastingdienst, stelt de rechtbank vast dat dit buiten de reikwijdte van het verzoek om rectificatie valt. Het gaat in deze procedure enkel om de vraag om verweerder op goede gronden niet is overgegaan tot rectificatie van het feitelijke woonadres van eiser.
6. Eiser heeft gesteld dat zijn inzagerecht is geschonden. Het is de rechtbank niet gebleken dat er meer dossierstukken zijn die zien op het verzoek om rectificatie anders dan de stukken die verweerder in beroep aan de rechtbank heeft toegezonden. Eiser heeft van deze stukken een afschrift gekregen. Nu eiser zonder voorafgaand bericht niet ter zitting is verschenen, heeft de rechtbank op dit punt geen vragen aan eiser kunnen stellen. Dit komt voor rekening en risico van eiser. De rechtbank zal er dan ook van uitgaan dat eiser de dossierstukken heeft gekregen.
7. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Van een kennelijk ongegrond bezwaar is sprake wanneer uit het bezwaarschrift reeds aanstonds blijkt dat de bezwaren ongegrond zijn en er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie. Gezien bovenstaande overwegingen en de inhoud van het dossier is de rechtbank van oordeel dat verweerder af heeft kunnen zien van het horen van eiser in de bezwaarfase. Van een schending van de hoorplicht is naar het oordeel van de rechtbank daarom geen sprake.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.J.P. Lindhout, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
22 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.