ECLI:NL:RBDHA:2024:10405

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
NL24.19082
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Georgische eiser op basis van biseksuele geaardheid en beoordeling van de staatssecretaris

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een eiser van Georgische nationaliteit tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1991, heeft op 17 december 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 24 april 2024 door de staatssecretaris als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 29 mei 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren, maar de eiser zelf niet. De eiser stelt dat hij biseksueel is en problemen heeft ervaren in Georgië, waaronder geweld en bedreigingen, wat hem doet vrezen voor zijn veiligheid bij terugkeer.

De staatssecretaris heeft de asielaanvraag afgewezen, omdat de door de eiser aangevoerde problemen niet voldoende zwaarwegend werden geacht om in aanmerking te komen voor vluchtelingenstatus. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat de vrees van de eiser voor vervolging of schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Georgië niet gegrond is. De rechtbank wijst erop dat Georgië als veilig land van herkomst wordt beschouwd, hoewel er risicogroepen zijn, waaronder LHBTIQ+’ers. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de problemen van de eiser niet zwaarwegend genoeg zijn om een gegronde vrees voor vervolging aan te nemen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 juni 2024, en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.19082
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. A. Hadvy Kovacs).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Georgische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1991. Hij heeft op 17 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 24 april 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. Daarbij is aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 29 mei 2024 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser zelf is zonder bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij biseksueel is en daardoor problemen heeft ervaren in Georgië. Op achttien- of negentienjarige leeftijd kwam eiser erachter dat hij ook op mannen valt, maar hij heeft dit toen niet gedeeld met anderen. Rond zijn twintigste kreeg eiser een relatie met een man, ook van deze relatie wist niemand af. De relatie duurde ongeveer twee jaar. Na deze relatie kreeg eiser toen hij 25 jaar oud was een relatie met [A] . Met [A] heeft eiser nog steeds dagelijks contact. Een paar vrienden van eiser wisten van deze relatie. Toen eiser een tijdje samen was met [A] is hij samen met hem door drie onbekende mannen in elkaar geslagen op het moment dat eiser en [A] een bar verlieten. Vanaf dat moment merkte eiser dat het bekend was geworden dat hij ook op mannen valt, mensen op straat begonnen hem namelijk anders aan te kijken. Eiser werd uitgescholden en bedreigd door onbekenden. Ook op het werk werd eiser gepest en omdat hem dat teveel werd heeft hij ontslag genomen. Eisers angst werd zo groot dat hij uiteindelijk is vertrokken uit Georgië. Als eiser terug moet keren naar Georgië vreest hij dat hij opnieuw problemen zal krijgen en mogelijk gedood zal worden door straatjongens of de maffia.
3. Aan het asielrelaas van eiser liggen volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen ten grondslag:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Biseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen.
4. De staatssecretaris acht beide relevante elementen geloofwaardig. Volgens de staatssecretaris zijn deze geloofwaardig geachte elementen echter niet voldoende om in aanmerking te komen voor de vluchtelingenstatus. Evenmin leveren deze elementen volgens de staatssecretaris een reële vrees op voor schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) als eiser terugkeert naar Georgië. De verklaringen van eiser zijn daarvoor onvoldoende zwaarwegend. Eiser heeft namelijk onder meer kunnen werken en studeren in Georgië en heeft ook nog een tijd verbleven in Georgië toen de problemen zich al voordeden. De staatssecretaris heeft daarom de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft tegen de overwegingen van de staatssecretaris beroepsgronden ingediend. De rechtbank bespreekt deze beroepsgronden hieronder.
Strijd met de goede procesorde
6. Eiser stelt dat er sprake is van strijd met de goede procesorde, omdat de staatssecretaris geen verweerschrift heeft ingediend. De staatssecretaris komt pas op de zitting met een reactie op eisers beroepschrift en noemt daarbij ook een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Eiser heeft deze uitspraak niet gelezen en kan hier daarom niet op reageren.
7. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van strijd met de goede procesorde. In artikel 8:42, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht staat het volgende:
“Binnen vier weken (…) kan het[bestuursorgaan]
een verweerschrift indienen. Indien de bestuursrechter om een verweerschrift heeft verzocht, dient het bestuursorgaan binnen vier weken een verweerschrift in.”Dit betekent dat de staatssecretaris een verweerschrift in kan dienen en dat dit in beginsel niet verplicht is. Als de rechtbank daar om verzoekt, moet de staatssecretaris een verweerschrift indienen. Dat heeft de rechtbank echter in dit geval niet gedaan. Ook het door een partij noemen van jurisprudentie op de zitting is niet in strijd met de goede procesorde. In dit geval ging het bovendien om één enkele, gepubliceerde uitspraak waarvan het ECLI-nummer en de (korte) inhoud door de staatsecretaris zijn genoemd. Voor eiser was er voldoende gelegenheid om daar op te reageren of zo nodig nog vragen over te stellen. Eiser heeft dit niet gedaan. De beroepsgrond slaagt niet.

Zwaarwegendheidsbeoordeling

8. Eiser stelt dat de zwaarwegendheidsbeoordeling die de staatssecretaris heeft gemaakt bij de beoordeling van eisers asielrelaas in strijd is met het nieuwe beleid van de staatssecretaris ten aanzien van de zwaarwegendheidsbeoordeling bij risicogroepen. Eiser verwijst hiervoor onder meer naar de brief van de staatssecretaris van 5 maart 2024, Kamerstuk 19637, nr. 3211. Het nieuwe beleid zal volgens de informatie op de website van
de IND pas na de zomer toegepast worden, maar de staatssecretaris had in dit geval al vooruit moeten lopen op dit beleid. In dit beleid staat volgens eiser dat als een vreemdeling behoort tot een risicogroep, verondersteld wordt dat hij geen bescherming zal kunnen krijgen van de bevoegde autoriteiten in zijn land van herkomst. Als is vastgesteld dat een vreemdeling tot een risicogroep behoort, moet getoetst worden of deze persoon in het land van herkomst problemen heeft ondervonden wegens het feit dat hij behoort tot deze risicogroep of dat hij met enige zekerheid problemen kan verwachten. Als dat niet het geval is moet zijn asielaanvraag worden afgewezen.
Eiser behoort tot de risicogroep LHBTIQ+’ers. De staatssecretaris heeft de problemen van eiser (dat hij is aangevallen en mishandeld) geloofwaardig bevonden. Daarom moet aan eiser een verblijfsvergunning worden afgegeven.
Eiser verwijst verder naar het Algemeen Ambtsbericht over Georgië van december 2009. Daaruit volgt dat als eiser aangifte zou doen vanwege wat hem is overkomen, hij enkel als dader zal worden vervolgd in plaats van dat aan hem bescherming zal worden geboden.
Eiser zal dus geen bescherming kunnen inroepen van de Georgische autoriteiten.
9. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat niet vooruit gelopen kan of hoeft te worden op het aangekondigde nieuwe beleid. Dit beleid is namelijk nog niet geïmplementeerd en het is bovendien niet duidelijk, gezien de politieke veranderingen, of dit beleid daadwerkelijk na de zomer zal worden geïmplementeerd. Omdat dit beleid niet geïmplementeerd is, is nog geen sprake van geldend beleid. Er is ook geen rechtsregel op grond waarvan de staatssecretaris gehouden zou zijn tot het uitvoeren van aangekondigd beleid waarvan de invoering(sdatum) nog niet vaststaat. De staatssecretaris heeft daarom terecht de zwaarwegendheidsbeoordeling aan de hand van de geldende Werkinstructie 2014/10 uitgevoerd. In Werkinstructie 2014/10 staat dat de staatssecretaris moet beoordelen of de vermoedens van een vreemdeling over wat hem bij terugkeer te verwachten staat, aannemelijk zijn. In het geval dat een vreemdeling onder een risicogroep valt zal eerder worden aangenomen dat zijn vermoedens aannemelijk zijn. Daarbij beoordeelt de staatssecretaris of deze vermoedens van een zodanig gewicht zijn dat deze moeten worden gekwalificeerd als gegronde vrees voor vervolging in de zin van het vluchtelingenverdrag of een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM. Dit is de zwaarwegendheidsbeoordeling.
10. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom in het geval van eiser geen sprake is van gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Georgië. In beginsel is Georgië aangemerkt als veilig land van herkomst, maar er zijn risicogroepen. Eén van deze risicogroepen is de groep LHBTIQ+’ers. 1 Eiser valt onder deze risicogroep. Voor deze risicogroep wordt Georgië niet direct aangemerkt als veilig land van herkomst. De staatssecretaris heeft echter naar het oordeel van de rechtbank in het geval van eiser, in het kader van de zwaarwegendheidsbeoordeling mogen overwegen dat de problemen die eiser bij terugkeer mogelijk zal ervaren niet zwaarwegend genoeg zijn om een gegronde vrees voor vervolging of reëel risico op ernstige schade aan te nemen. Eiser heeft namelijk een woning gehad in Georgië, hij volgde een studie aan de universiteit en werkte in Georgië. Verder heeft eiser in Georgië een relatie gehad met een man en accepteerden eisers ouders en vriendengroep dit ook. Met zijn vriendengroep bezocht eiser uitgaansgelegenheden en concerten, waaruit kan worden afgeleid dat hij in Georgië in zekere zin uiting kon geven aan
1. Zie hiervoor paragraaf C7/1.2. van de Vreemdelingencirculaire.
zijn geaardheid en relatie. De staatssecretaris mocht de (eenmalige) mishandeling van eiser en de bedreigingen door onbekenden ook onvoldoende zwaarwegend vinden om te spreken van een ernstige beperking in eisers bestaansmogelijkheden. De staatssecretaris heeft daartoe kunnen overwegen dat niet is gebleken dat eiser in toenemende mate met bedreigingen of onderdrukking te maken heeft gehad. Eiser heeft nadat hij is aangevallen en is mishandeld nog geruime tijd in Georgië gewoond. Eiser heeft dit niet weersproken.
Ook heeft de staatssecretaris mogen overwegen dat, mocht eiser toch problemen ervaren in Georgië vanwege zijn geaardheid, hij daarover kan klagen bij de (hogere) Georgische autoriteiten. Het is niet gebleken dat dit voor eiser onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. Uit de door de staatssecretaris in het bestreden besluit benoemde bronnen blijkt dat het mogelijk is om aangifte te doen bij de politie en om rechtszaken te starten. Ook worden mensen vervolgd en veroordeeld voor discriminatie wegens geaardheid. Verder zijn er in Georgië verschillende NGO’s die zich inzetten voor de rechten van LHBTIQ+’ers. Ook uit het Algemeen Ambtsbericht over Georgië van december 2009 volgt dat het voor eiser mogelijk is om aangifte te doen als hij problemen ervaart, al gebeurt dit weinig. In de Herbeoordeling veilige landen van herkomst – Georgië, Marokko en Tunesië van mei 2021 en juni 2023 staat verder dat de situatie in Georgië ongewijzigd is gebleven. Hierdoor kan er vanuit gegaan worden dat klagen of aangifte doen nog steeds mogelijk is. Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 juni 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.