ECLI:NL:RBDHA:2024:10407

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
23/6362
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen strafontslag politieambtenaar wegens ernstig plichtsverzuim

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen zijn strafontslag. Eiser, werkzaam als politieambtenaar sinds 18 april 2008, heeft meer dan honderd bevragingen ingevoerd in de informatiesystemen van de politie zonder deugdelijke uitleg of mutaties aan te maken. Daarnaast heeft hij contact onderhouden met personen uit het criminele milieu en heeft hij een opsporingsonderzoek niet correct afgehandeld. De rechtbank heeft op 15 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was. De rechtbank concludeert dat het plichtsverzuim van eiser voldoende is onderbouwd en dat het strafontslag gerechtvaardigd is. De rechtbank oordeelt dat de gedragingen van eiser een ernstige schending van het vertrouwen in zijn functie als politieagent opleveren. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het bestreden besluit blijft in stand. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6362

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen zijn strafontslag.
1.1.
Met het bestreden besluit van 23 september 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat ontslag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van verweerder deelgenomen. Eiser is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser was sinds 18 april 2008 in dienst als politieambtenaar bij de Politie Eenheid [plaatsnaam 1] . In zijn laatste functie was hij medewerker basispolitiezorg, in de rang van hoofdagent bij het Basisteam [plaatsnaam 2] .
3. Naar aanleiding van een melding bij het Team Criminele Inlichtingen is een disciplinair onderzoek naar eiser ingesteld.
4. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat eiser tijdens zijn werktijd meer dan honderd bevragingen heeft ingevoerd in de informatiesystemen van de politie. Van deze bevragingen zijn geen mutaties aangemaakt.
5. Daarnaast is gebleken dat eiser regelmatig contact heeft onderhouden met personen die in verband worden gebracht met het criminele milieu. Eiser heeft daarvan geen melding gemaakt bij zijn leidinggevenden.
6. Bovendien is vastgesteld dat eiser een opsporingsonderzoek over het verlaten van de plaats van een verkeersongeval (“het vpo-onderzoek”) onder zich had. De daarbij betrokken personen behoorden tot zijn kennissenkring; eiser heeft dat intern niet gemeld. Eiser heeft dat opsporingsonderzoek uiteindelijk de status toebedeeld van “afgedaan door bemiddeling”, terwijl van bemiddeling niet is gebleken en de aangever van het delict daar niet over is geïnformeerd.
7. Ook heeft verweerder andere onregelmatigheden vastgesteld. Het betreft:
(-) vermogensbestanddelen die niet bij de fiscus zijn opgegeven, (-) een onjuiste aangifte van diefstal uit eisers auto, (-) het vervoeren van contante geldbedragen over de grens zonder melding aan de douane, (-) onterecht aangevraagd buitengewoon verlof, (-) betrokkenheid bij adresfraude, (-) betrokkenheid bij bijstandsfraude, (-) gedragingen en uitlatingen die haaks staan op het politieambt en (-) onvolledige, inconsistente, niet-kloppende verklaringen.
8. Verweerder heeft eiser strafontslag wegens plichtsverzuim opgelegd, onder meer op grond van de volgende verweten gedragingen:
(-) het verrichten van meer dan honderd niet aan werk gerelateerde bevragingen;
(-) het omgaan met personen die beschikken over antecedenten, dan wel van twijfelachtige allure zijn, dan wel gelieerd zijn aan of dicht aanzitten tegen het criminele milieu;
(-) geen melding maken van het feit dat vrienden althans kennissen van eiser betrokken waren bij het onderwerp van het vpo-onderzoek, het niet inhoudelijk oppakken van dit onderzoek en daaraan de onjuiste status ‘afgedaan door bemiddeling’ toekennen;
(-) het betalen van extra geld aan een APK-keurmeester waardoor de ondeugdelijke auto van eiser ten onrechte werd goedgekeurd en het uitlenen van deze ondeugdelijke auto;
(-) het in strijd met de waarheid als vermist of gestolen opgegeven van goederen om voordeel te behalen;
(-) het onjuist informeren van de verzekeringsmaatschappij, om een hogere uitkering te verkrijgen;
(-) betrokkenheid bij een onterechte adresinschrijving;
(-) onterecht aangevraagd buitengewoon verlof;
(-) betrokkenheid bij een onterecht verkregen bijstandsuitkering;
(-) het niet bij de fiscus opgeven van buitenlands spaartegoed en andere geldbedragen;
(-) het nalaten aangifte van vervoerde geldbedragen bij de douane te doen;
(-) het vertonen van gedragingen dan wel het doen van uitlatingen, die haaks staan op de uitoefening van het politieambt;
(-) onvolledig, inconsistent en niet naar waarheid verklaren.
Wat vindt eiser in beroep?
9. Volgens eiser is het gestelde plichtsverzuim niet voldoende gemotiveerd. Eiser heeft met getuigenverklaringen van collega’s aangetoond dat zijn bevragingen geen buitengewoon karakter hadden en geen plichtsverzuim opleveren. Verder is het strafontslag onevenredig.
Wat vindt de rechtbank?
10. Uit de dossierstukken blijkt dat verweerder een zorgvuldig disciplinair onderzoek heeft verricht. Daaruit komt naar voren, dat eiser meer dan honderd bevragingen heeft uitgevoerd in de informatiesystemen van de politie. Deze informatiesystemen bevatten gegevens waarvan de beveiliging en vertrouwelijkheid van essentieel belang zijn voor de politietaak. Eiser heeft geen deugdelijke uitleg gegeven voor de reden achter de bevragingen en wat hij met de informatie heeft gedaan. Ook heeft hij niet toegelicht waarom hij daarvan geen mutaties heeft aangemaakt. De bevragingen waren bovendien gericht op informatie over eiser en personen uit zijn kennissenkring en hielden geen verband met de uitoefening van zijn werk als politieagent. Uit de getuigenverklaringen van zijn collega’s blijkt niet dat de bevragingen geen buitengewoon karakter hadden, zoals eiser ten onrechte betoogt.
Verder is gebleken dat eiser contacten heeft onderhouden met personen in, dan wel rondom het criminele milieu, terwijl hij dit voor zijn leidinggevenden heeft verzwegen.
Bovendien heeft eiser op bedrieglijke wijze het vpo-onderzoek naar zijn kennissen gefrustreerd.
11. Deze gedragingen leveren een kwalijke schending op van het vertrouwen dat in eiser als politieagent was gesteld. Verweerder mocht alleen al op basis van deze gedragingen tot de conclusie komen, dat eiser plichtsverzuim kan worden verweten, zoals bedoeld in artikel 76 van het Besluit algemene rechtspositie politie. Het plichtsverzuim is dus deugdelijk gemotiveerd. Gelet op de ernst van de gedragingen is het ontslag ook evenredig. Verweerder mocht dus overgaan tot het strafontslag. Aan de overige verweten gedragingen hoeft niet te worden toegekomen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.