6.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich als vijftienjarige jongen in een periode van vier maanden schuldig gemaakt aan vijf strafbare feiten.
De verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan een brutale diefstal in vereniging. Hij heeft samen met zijn medeverdachte twee scooters gestolen die in een tuin bij een woning stonden. Dat is van te voren goed bedacht en de verdachte heeft gereedschap meegenomen om een scooter te kunnen stelen. Met zijn handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen en zich enkel laten leiden door eigen financieel gewin. Diefstal is een hinderlijk feit dat veel overlast en schade voor de benadeelden veroorzaakt.
Vervolgens had de verdachte op 2 mei 2023 een kapmes bij zich.
Op 8 mei 2023 heeft hij zich schuldig gemaakt aan een hele nare openlijke geweldpleging. Op 8 mei 2023 gooide de verdachte een blikje frisdrank op de grond. [aangever] maakte hier een opmerking over. De rechtbank wil wel aannemen dat het slachtoffer daarbij iets
in de zin van ‘aapje’ tegen de verdachte heeft gezegd. Deze opmerking is zonder meer onfatsoenlijk. Dat geeft de verdachte echter geen vrijbrief om geweld te gebruiken tegen het slachtoffer. Het slachtoffer is geslagen, geschopt en bedreigd met een klauwhamer. Het incident is gefilmd en op social media verspreid, wat het voor het slachtoffer extra vernederend maakt. Het slachtoffer zal daardoor nog lange tijd geconfronteerd (kunnen) worden met hetgeen hem is overkomen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen en/of psychische gevolgen van het gepleegde geweld kunnen ondervinden. Bovendien heeft het geweldsincident zich in het openbaar, namelijk buiten op straat en op klaarlichte dag, afgespeeld. Daardoor voelen ook andere mensen zich onveilig.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de bedreiging en belediging van de verbalisant [verbalisant 1] , terwijl deze gewoon zijn werk aan het doen is. Door hem te beledigen en te bedreigen heeft de verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het publieke belang dat door deze verbalisant wordt gediend.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 14 mei 2024. De verdachte heeft eerder een boete gehad voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 9 augustus 2023 en 2 mei 2024 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige M.S. van der Bom ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat het recidiverisico wordt ingeschat op hoog. De verdachte handelt impulsief en bedenkt pas later wat de mogelijke gevolgen van zijn gedrag zijn.
Gezien de zorgen omtrent het gedrag, dat al meerdere keren tot delicten heeft geleid en het gegeven dat de verdachte zich niet aan afspraken houdt en weinig gevoelig is voor consequenties zou het toezicht van de jeugdreclassering helpend kunnen zijn. De Raad adviseert om aan de verdachte een werkstraf op te leggen, zodat de verdachte een consequentie ervaart van het delictgedrag. Momenteel zijn er positieve ontwikkelingen te zien in het leven van de verdachte en de Raad denkt dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf in combinatie met toezicht van de reeds aanwezige jeugdreclasseerder er voor kan zorgen dat deze positieve ontwikkelingen stand blijven houden. Een contactverbod met de medeverdachten zou verstandig zijn, maar dit werkt alleen als de andere verdachten ook een contactverbod opgelegd krijgen. De Raad adviseert het opleggen van een contactverbod met het neefje van de verdachte aangezien die duidelijk een negatieve invloed heeft op de verdachte.
De deskundige J. Amasia, werkzaam bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft ter zitting naar voren gebracht dat de behandeling bij De Waag tijdelijk gestopt was, omdat de verdachte een druk weekprogramma had. De behandeling zal weer worden opgestart. De deskundige merkt dat het weer beter gaat met de verdachte sinds hij weer thuis is bij zijn moeder en tweelingbroer. Zijn tweelingbroer heeft een positieve invloed op hem.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en naar de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Het uitgangspunt voor openlijke geweld tegen personen is een taakstraf van 40 uur, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie. Er kan daarbij sprake zijn van strafverzwarende omstandigheden, bijvoorbeeld de aard en ernst van het geweld, de plaats van het delict en de kwetsbaarheid van het slachtoffer.
Voor de diefstal van een bromfiets is het uitgangspunt een taakstraf vanaf 40 uur.
Voor de belediging van een ambtenaar in functie is het uitgangspunt een taakstraf van 25 uur en voor bedreiging een taakstraf vanaf 20 uur.
Ten slotte is voor het voorhanden hebben van een steekwapen het uitgangspunt een taakstraf van 30 uur.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de feiten zoals door de verdachte gepleegd zonder meer een forse taakstraf, al dan niet in voorwaardelijke vorm, rechtvaardigen. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen de ernst van de feiten enerzijds en de leeftijd van de verdachte anderzijds. Daarnaast houdt de rechtbank ook rekening met het feit dat de verdachte sommige feiten heeft gepleegd terwijl hij in een schorsing liep van zijn voorlopige hechtenis. De rechtbank houdt er ook rekening mee dat de verdachte een behandeling bij De Waag ondergaat.
De rechtbank acht het van groot belang dat de straf ook bijdraagt aan voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Daarom wordt een deel van de taakstraf voorwaardelijk opgelegd, als waarschuwing en opdat de verdachte zich met hulp van toezicht, begeleiding en behandeling zo gunstig mogelijk verder kan ontwikkelen.
Alles overwegende zal de rechtbank een taakstraf bestaande uit een werkstraf opleggen voor de duur van 180 uren, met aftrek van de voorlopige hechtenis, waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De door de Raad en de jeugdreclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en het toezicht en de begeleiding door de jeugdreclassering zijn passend en geboden ten behoeve van (het behoud van) de positieve ontwikkeling van de verdachte.