ECLI:NL:RBDHA:2024:10539

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
NL24.20179
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van biseksuele gerichtheid en geloofwaardigheidsbeoordeling

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Ghanese nationaliteit, heeft op 18 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 4 mei 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 14 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk en de gemachtigde van de verweerder.

Eiser stelt dat hij vreest voor problemen vanwege zijn biseksuele gerichtheid bij terugkeer naar Ghana. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder het gebrek aan bewijs voor zijn claims en de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat de biseksuele gerichtheid van eiser niet geloofwaardig is bevonden. Eiser heeft onvoldoende inzicht gegeven in zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens, wat essentieel is voor de beoordeling van zijn asielmotief.

De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open, en de rechtbank heeft de beslissing openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.20179 (beroep) en NL24.20180 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M. van Werven),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Imani).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Hij heeft op 18 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 4 mei 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A.K. Umar als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser stelt van Ghanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1988. Eiser vreest bij terugkeer voor problemen vanwege zijn geaardheid.
3. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- biseksuele gerichtheid;
- problemen vanwege biseksuele gerichtheid.
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser heeft verweerder geloofwaardig
gevonden. Verweerder heeft daarentegen de biseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig gevonden. Hierbij is volgens verweerder onder meer van belang dat eiser oppervlakkig en summier heeft verklaard over zijn persoonlijke beleving en bewustwording. Ook heeft eiser oppervlakkig, summier en niet authentiek verklaard over zijn relatie die hij met [naam] stelt te hebben gehad. Verder blijkt niet dat eiser kennis heeft van de situatie voor biseksuelen in Nederland en Nigeria. Eisers problemen als gevolg van zijn biseksuele geaardheid heeft verweerder ook ongeloofwaardig gevonden. Volgens verweerder zijn de verklaringen van eiser over de aanvallen, de aanvallers en zijn ontsnapping vaag en onwaarschijnlijk. Ook heeft eiser geen documenten overgelegd die zijn problemen kunnen onderschrijven terwijl eiser heeft verklaard dat hij over deze documenten beschikt. Tot slot zijn de overgelegde foto’s door eiser niet rechtsreeks in verband te brengen met de problemen van eiser.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser verzoekt allereerst de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen. Verder voert eiser aan dat verweerder niet heeft aangegeven welk referentiekader van belang is en heeft daar bovendien ook geen rekening mee gehouden. Eiser verwijst in dit kader naar de uitspraak deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem [2] . Daarnaast heeft eiser aangegeven dat hij een tolk in zijn voorkeurstaal Hausa wenste te hebben. Hij had zich dan beter kunnen uiten. Verweerder is eiser hier niet in tegemoetgekomen. Ten aanzien van de biseksuele gerichtheid voert eiser aan dat verweerder ten onrechte zwaar gewicht toekent aan het ontbreken van verklaringen over zijn emotionele gevoelens. Eiser heeft verwezen naar de rapportage van het COC ‘Trots op schaamte” waaruit blijkt dat gevoelens en gedachten die wellicht vaker voorkomen niet direct als standaard moeten worden bestempeld. Ook heeft verweerder niet gemotiveerd waarom iemand meer inzicht van zijn persoonlijke gevoelens moet verschaffen als het in een land verboden is om een relatie met iemand van hetzelfde geslacht te hebben. Ten aanzien van de problemen vanwege zijn biseksuele gerichtheid voert eiser aan dat verweerder deze onterecht ongeloofwaardig heeft gevonden. Tot slot miskent verweerder dat er een rapport ligt van MediFirst ligt waaruit de medische klachten blijken. Verweerder had dan ook een FMO moeten starten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Verzoek om herhaling van de zienswijze
5. Het verzoek van eiser om wat in zijn zienswijze is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen, wordt niet gevolgd. Verweerder is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op hetgeen eiser in de zienswijze heeft aangevoerd. Voor zover eiser in beroep niet heeft geconcretiseerd op welke punten de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, kan de enkele herhaling van de zienswijze in beroep niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit [3] .
Zorgvuldige beoordeling
6. Bij de beoordeling van asielaanvragen waarbij seksuele geaardheid als asielmotief
wordt aangevoerd, hanteert verweerder WI 2019/17 [4] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder conform WI 2019/17 gehandeld. De rechtbank overweegt hierbij als volgt. In het advies van Medifirst van 22 april 2024 staat dat eiser last kan hebben van geheugenproblematiek, hoofdpijnklachten en emoties en wordt geadviseerd om eiser meer tijd te geven om exacte data te achterhalen, ruimte te geven voor eisers emotie, de vraagstelling meerdere malen te herhalen of anders te formuleren. Ook heeft eiser aangegeven dat hij niet kan lezen en schrijven. Eisers stelling dat verweerder voorafgaand aan het uitbrengen van het voornemen het referentiekader had moeten vastleggen volgt de rechtbank niet. Eiser heeft niet onderbouwd waar dit uit zou moeten volgen. Bovendien volgt uit WI 2014/10 dat verweerder rekening moet houden met het referentiekader en blijkt daar niet uit dat ook dit referentiekader voorafgaand moet zijn vastgelegd. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met eisers referentiekader tijdens het gehoor. In het verslag van het nader gehoor is het advies van Medifirst opgenomen. Verder blijkt uit het gehoor dat de gehoormedewerker de gang van zaken duidelijk aan eiser heeft uitgelegd, eiser meerdere malen gerust heeft gesteld over de vertrouwelijkheid van het gesprek, hem op meerdere momenten de gelegenheid heeft geboden pauze te nemen en dezelfde vragen meerdere keren en in andere begrijpelijke bewoordingen heeft gesteld. Ook heeft verweerder eiser meermaals en op verschillende wijzen uitgenodigd om over zijn gevoelens te verklaren. De rechtbank is eveneens van oordeel dat los van het feit dat eiser niet concreet heeft gemaakt wat verweerder niet goed heeft gedaan bij de beoordeling, verweerder bij de beoordeling voldoende rekening heeft gehouden met het begripsniveau van eiser. Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van seksuele gerichtheid de nadruk ligt op de eigen persoonlijke beleving ten aanzien van die gerichtheid. Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [5] volgt namelijk dat seksuele gerichtheid als asielmotief zich minder leent voor bewijsvoering dan andere asielmotieven, omdat het immers gaat om wat iemand innerlijk voelt. Het is daarom van wezenlijk belang dat eiser met zijn verklaringen inzicht geeft in zijn eigen persoonlijke ervaringen, belevingen en gevoelens. De verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem slaagt gelet op het bovenstaande niet.
7. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld door niet tegemoet te komen aan het verzoek van eiser om een tok in de taal Hausa voor het nader gehoor. In het voornemen heeft verweerder duidelijk gemotiveerd dat niet aan het verzoek kon worden voldaan omdat er geen tolk Hausa beschikbaar was ten tijde van het nader gehoord. Verder overweegt de rechtbank dat eiser niet in zijn belangen is geschaad nu aan hem herhaaldelijk is gevraagd of hij de tolk goed heeft kunnen verstaan in het Twi. Eiser heeft telkens bevestigd dat hij de tolk goed heeft begrepen. De stelling van eiser dat indien hij in Hausa gehoord was, hij in Hausa beter had kunnen verklaren over zijn biseksuele gerichtheid en wat het met hem deed, volgt de rechtbank niet. De rechtbank stelt vast dat uit het gehoor blijkt dat eiser vooral in seksuele handelingen zijn beleving heeft uiteengezet. Niet valt in te zien dat deze antwoorden in Hausa anders zouden zijn geweest. Temeer nu uit het overgelegde rapport blijkt, hoewel deze ziet op Oegandezen, ook wordt verwezen naar het feit dat seksueel handelingen worden gelinkt aan de verklaringen over bewustwording.
Biseksuele gerichtheid en voortvloeiende problemen
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte eisers gestelde homoseksualiteit ongeloofwaardig vindt. Hierbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser oppervlakkig en summier heeft verklaard over het moment en de manier waarop hij ontdekte dat hij gevoelens had voor jongens. Zo verklaart eiser summier ten aanzien van het eerste moment van bewustwording. Eiser kan weinig vertellen over het moment dat hij zich aangetrokken voelde tot [naam] en hoe het voor hem was om deze gevoelens voor mannen, die niet zijn toegestaan in Ghana, te hebben. Eiser blijft steken op de verklaring dat hij zich goed voelde van binnen, dat hij blijdschap voelde en blij was als hij [naam] ontmoette. De hoormedewerker heeft vervolgens gevraagd om deze blijdschap te beschrijven. Hierop verklaart eiser: ‘dat is wat ik u vertel, als ik hem zie dan voel ik blijdschap in me’. Verweerder heeft ook mogen betrekken dat aan eiser is gevraagd om zijn gevoelens voor [naam] te omschrijven en dat eiser niet meer verklaart dan ‘ik begrijp het niet, als je van iemand houdt, dan hou je van diegene’. Ook heeft verweerder meerdere keren gevraagd om toe te lichten wat [naam] karaktereigenschappen zijn en wat hij leuk vond aan hem. Eiser heeft hierbij enkel algemene kenmerken genoemd, namelijk dat [naam] hem laat lachen en dat hij leuk is. Ook heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser summier heeft verklaard over [naam] . Zo kan eiser niet aangeven hoe oud [naam] ongeveer is, of hij jonger of ouder is en weet eiser niet wat de echte naam is van [naam] . Verder heeft verweerder niet ten onrechte betrokken dat de verklaringen van eiser inconsistent zijn. Eiser associeert allereerst biseksualiteit met het hebben van gemeenschap, daarna stelt eiser echter dat hij ook biseksueel zou zijn indien hij geen gemeenschap zou hebben met een man. Wanneer aan eiser wordt gevraagd om dit toe te lichten verklaart eiser dat hij het niet kan uitleggen. Verweerder heeft van eiser mogen verwachten dat hij hierover consistent kan verklaren aangezien dit de kern van zijn asielmotief raakt. Anders dan eiser stelt, heeft verweerder niet ten onrechte van eiser mogen verwachten dat eiser inzichtelijk maakt wat deze gevoelens met hem deden in een samenleving die dit niet accepteert en waarin hij deze gevoelens dus ook niet kon uiten.
8.2.
In het verlengde daarvan heeft verweerder de problemen die voortvloeien uit eisers biseksuele gerichtheid ook ongeloofwaardig mogen vinden. Naast het voorgaande heeft verweerder daarbij mogen betrekken dat eiser geen beschrijving heeft van de aanvallers, niet weet wie ze zijn of met hoeveel ze waren en verder niets over ze weet te vertellen. Eiser stelt dat hij naar beneden heeft gekeken om zijn gezicht te beschermen terwijl hij werd geslagen. Eiser verklaart echter in het gehoor met de Koninklijke Marechaussee dat hij twee keer door dezelfde groep mensen is betrapt en door hen fysiek is aangevallen. Dit heeft verweerder ongerijmd kunnen vinden. Verder heeft verweerder kunnen betrekken dat uit de overgelegde foto’s van de (verbonden) verwondingen niet blijkt wanneer deze zijn genomen of wat de aanleiding is voor het aangebrachte verband.
8.3.
Eisers stelling dat verweerder miskent dat uit het Medifirst rapport medische klachten blijken en dat daarom een forensisch medisch onderzoek (FMO) gestart had moeten worden, volgt de rechtbank niet. De rechtbank overweegt hierbij dat het Medifirst rapport geen informatie bevat over de gestelde verwondingen. Daarnaast heeft eiser geen medische stukken ingebracht waarmee hij zijn verwondingen onderbouwd. Ook heeft verweerder de gestelde oorzaak van zijn verwondingen niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht waardoor een FMO niet tot een andere uitkomst over de geloofwaardigheid kan leiden.
8.4.
De rechtbank stelt vast dat verweerder de biseksuele gerichtheid van eiser en de problemen die daaruit voortvloeien ook op grond van andere minder overtuigende argumenten ongeloofwaardig heeft gevonden. Echter, naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de hiervoor benoemde argumenten voldoende gemotiveerd dat eisers biseksuele gerichtheid en de problemen die daaruit voortvloeien, ongeloofwaardig zijn. Dit betekent ook dat verweerder de aanvraag heeft mogen afwijzen als kennelijk ongegrond reeds omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst. [6]

Conclusie en gevolgen

9. Verweerder heeft de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Nu hiermee op het beroep is beslist, bestaat er geen grond meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek wordt daarom afgewezen.
Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zie de uitspraak van 21 februari, ECLI:NL:RBDHA:2024:2168.
3.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2169, r.o. 3.
4.Werkinstructie 2019/17 Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754.
6.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.