ECLI:NL:RBDHA:2024:10553

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
NL24.15305
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheidsbeoordeling en problemen met drugsbende

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt de Dominicaanse nationaliteit te hebben en biseksueel te zijn, heeft op 17 maart 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 4 april 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft op 30 april 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. Na een aanhouding om een tolk te regelen, heeft eiser besloten geen nadere zitting te willen en toestemming gegeven om de zaak zonder verdere zitting af te doen.

Eiser heeft aangevoerd dat hij bedreigd is door leden van de drugsbende Los Sayayines, omdat hij aangifte tegen hen heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dat de identiteit en biseksualiteit van eiser geloofwaardig zijn, maar dat de problemen met de bende ongeloofwaardig zijn. Verweerder heeft niet kunnen vaststellen waarom eiser aangifte heeft gedaan, gezien hij geen persoonlijke problemen met de bende ondervond. Eiser heeft wisselend verklaard over de bedreigingen en de rechtbank vindt dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.15305 (beroep) en NL24.15306 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Hol),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Hij heeft op 17 maart 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 4 april 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 30 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
1.2.
Omdat er geen tolk is verschenen, heeft de rechtbank de zaak op zitting aangehouden om de gemachtigde van eiser in staat te stellen de zitting met eiser en een tolk te bespreken en desgewenst een verklaring van eiser in te dienen. Op 2 mei 2024 heeft de gemachtigde van eiser laten weten dat eiser geen behoefte heeft aan het leveren van nader commentaar en heeft toestemming gegeven de zaak zonder nadere zitting af te doen. Hierop heeft verweerder ook toestemming gegeven zonder nadere zitting uitspraak te doen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser stelt de Dominicaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1991. Aan de asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij biseksueel is. Een paar dagen voor het gehoor is eiser op een nieuw telefoonnummer gebeld door een vrouw die vroeg of hij biseksueel is. Verder is eiser bedreigd door de leden van de drugsbende [bende] , omdat hij aangifte tegen deze bende zou hebben gedaan. Na de eerste aangifte is eiser enkel bedreigd via de telefoon en Facebook, maar na de tweede aangifte kwamen de bendeleden gewapend naar zijn huis.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- biseksualiteit;
- problemen met de drugsbende [bende] .
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser zijn door verweerder geloofwaardig geacht. Ook vindt verweerder het geloofwaardig dat eiser biseksueel is. Verweerder heeft niet geloofwaardig geacht dat eiser zou zijn gebeld door een onbekend nummer met de vraag of hij biseksueel is, omdat hij dit niet heeft onderbouwd. Verder heeft verweerder ook niet geloofwaardig geacht dat eiser problemen had met de bende [bende] . Zo is eiser er niet in geslaagd om inzichtelijk te maken waarom hij aangifte heeft gedaan tegen de bende. Daarnaast heeft eiser volgens verweerder onduidelijk, ongerijmd en wisselend verklaard over de bedreigingen na de aangifte. Op grond van de geloofwaardige elementen kan eiser volgens verweerder niet als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag worden aangemerkt. Ook zijn deze elementen onvoldoende zwaarwegend om aan te nemen dat eiser een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. [1]
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert aan dat hij niet begrijpt dat verweerder stelt dat er een overtuigende reden ontbreekt waarom iemand die persoonlijk geen problemen ondervindt van het geweld, betrokken zou willen raken bij het geweld door middel van het doen van een aangifte. Volgens eiser is de mens een sociaal wezen en heeft eiser het algemeen belang hoog in het vaandel staan. Er is een algemeen belang bij het hebben van orde en rust in een wijk. Eiser had anders dan verweerder stelt wel degelijk een overtuigende reden om aangifte te doen. Verder stelt eiser dat er geen sprake is van tegenstrijdige verklaringen. Het doen van aangifte terwijl de politie corrupt is, is namelijk beter dan niets doen. Verder voert eiser aan dat burgers doorgaans niet bekend zijn met de identiteit van de bendeleden, maar ze beschikken wel over een vaag beeld van hun uiterlijk en kleding. De politie kan op grond van deze omschrijving actie ondernemen en daders onderscheiden. Daarnaast heeft eiser, anders dan verweerder stelt, wel verklaard dat de leden van de bende herkenbare uiterlijkheden hebben. Daarnaast voert eiser aan dat er allerlei redenen kunnen zijn dat de bedreiging een week later is gebeurd. Hier heeft hij geen inzicht in en dit kan hem dan ook niet verweten worden. Verder is het begrijpelijk waarom eiser de bedreigingen van zijn telefoon heeft verwijderd. Hij voelde zich in Suriname en Frans Guyana niet veilig. Ook was hij bang dat de politie vragen zou stellen over de bedreigingen op zijn telefoon. Verweerder heeft dan ook ten onrechte beoordeeld dat eiser bij terugkeer naar zijn land geen risico loopt op ernstige schade.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de problemen van eiser met de bendeleden ongeloofwaardig zijn. De rechtbank overweegt hierbij als volgt.
5.1.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij aangifte tegen de bende heeft gedaan. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat er een overtuigende reden ontbreekt waarom iemand die persoonlijk geen problemen met de bende ondervond, betrokken zou raken door middel van het doen van aangifte. Van eiser mag dan ook worden verwacht dat hij duidelijk kan verklaren over het doen van de aangifte nu dit de reden is voor al zijn problemen. De enkele stelling dat eiser het algemeen belang hoog in het vaandel heeft staan, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden.
Verder heeft verweerder, anders dan eiser stelt, eiser niet tegengeworpen dat hij aangifte heeft gedaan bij een corrupte politie, maar dat eiser wisselend heeft verklaard waarom hij ondanks deze corruptie toch aangifte heeft gedaan. Het enkel stellen dat niets doen geen optie is, maakt niet duidelijk waarom eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Eiser heeft namelijk aan de ene kant gesteld dat de wijk last had van de vechtpartijen die werden veroorzaakt door de bendeleden en dat de politie de bendeleden zal oppakken en gevangen zal nemen. Aan de andere kant stelt eiser dat de politie de meeste corrupte mensen zijn in het land en dat zij niet altijd de aangifte opnemen. Ook heeft verweerder kunnen betrekken dat niet duidelijk is hoe eiser wist dat het de drugsbende [bende] betrof. De stelling van eiser dat hij wel degelijk heeft verklaard dat de leden van de bende herkenbare uiterlijkheden hebben, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft in het gehoor namelijk aangegeven dat hij niet met zekerheid kon herkennen wie precies bij de drugsbende behoren. [2] Ook heeft hij verklaard dat de bendeleden zich niet anders kleden. [3] Eisers verwijzing naar de correcties en aanvullingen, maakt het voorgaande niet anders nu eiser hier niet meer heeft gezegd dan dat de bendeleden een bepaalde stijl van kleden hebben, dat zij wijde kleding en baseballpetten dragen, maar dat zij geen kenmerken hebben op grond waarvan zij tot een bepaalde bende herleidbaar zijn.
5.2.
Verweerder heeft zich tevens niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser onduidelijk, ongerijmd en wisselend heeft verklaard ten aanzien van de ontvangen bedreigingen na de aangifte. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat niet te begrijpen is waarom eiser de bedreigingen heeft verwijderd uit angst voor confrontatie met de autoriteiten tijdens zijn verblijf in andere landen, omdat eiser op dat moment al veilig in een ander land verbleef. De stelling ter zitting dat eiser deze bedreigingen heeft verwijderd omdat hij bang was dat als de autoriteiten in Suriname hem staande zouden houden en deze berichten zouden zien dat ze hem in verband zouden brengen met de handel in drugs, acht de rechtbank daartoe onvoldoende. Verweerder heeft kunnen opmerken dat deze bedreigingen juist het meest belangrijke bewijs waren voor het vertrek van eiser uit de Dominicaanse republiek. Ook heeft eiser wisselend verklaard over de periode in [plaatsnaam] . Eiser stelt dat hij is ontsnapt naar [plaatsnaam] omdat zijn familie daar woont. Eiser heeft aanvankelijk gesteld dat hij tijdens zijn verblijf daar doodsbedreigingen had ontvangen op zijn telefoon. [4] Later in het gehoor stelt eiser echter dat hij enkel had vernomen dat de bendeleden wisten waar hij was, maar dat zij dit niet persoonlijk aan hem hebben gemeld. [5] Als verweerder eiser confronteert met de verklaringen over de bedreigingen en dat hij aanvankelijk heeft verklaard dat hij in [plaatsnaam] bedreigingen ontving, zegt eiser dat hij bedoelde dat hij bedreigingen kreeg voordat hij naar [plaatsnaam] vluchtte en dat zijn familie daar hem vertelde dat de bende hem nog steeds zocht. [6] Verweerder heeft dit niet ten onrechte aangemerkt als wisselende verklaringen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond.
7. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
8. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Verslag nader gehoor, p. 27.
3.Verslag nader gehoor, p. 28.
4.Verslag nader gehoor, p. 6.
5.Verslag nader gehoor, p. 33.
6.Verslag nader gehoor, p.36.