ECLI:NL:RBDHA:2024:10566
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag wegens onvoldoende onderbouwing van vrees voor vervolging in Turkije
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Turkse nationaliteitdrager, heeft op 24 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 8 februari 2024 door verweerder als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 5 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk. Eiser stelt dat hij vreest voor vervolging door de Turkse autoriteiten vanwege zijn vermeende betrokkenheid bij het Gülenisme en zijn activiteiten op sociale media.
De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij problemen ondervindt wegens (toegedicht) Gülenisme. De overgelegde documenten wijzen niet op een strafrechtelijke vervolging op basis van deze beschuldiging, maar eerder op andere strafbare feiten. Eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn strafzaken en zijn activiteiten op sociale media, wat de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas ondermijnt. De rechtbank stelt vast dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn vrees voor vervolging te onderbouwen.
De rechtbank concludeert dat de aanvraag van eiser terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, in aanwezigheid van griffier mr. R.S. Ouertani, en is openbaar gemaakt op 10 juli 2024.