ECLI:NL:RBDHA:2024:10598

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
C/09/664361 / HA ZA 24-317
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in vrijwaringsincident met betrekking tot subsidiegelden en aansprakelijkheid

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Den Haag, betreft het een vrijwaringsincident dat is ontstaan in het kader van een civiele procedure. Eiser, aangeduid als [naam], heeft in de hoofdzaak een vordering ingesteld tegen gedaagden, waaronder [gedaagde, sub 1] en zijn vennootschappen WarmteNL B.V. en Felicem B.V. De kern van het geschil draait om de toewijzing van subsidiegelden die [naam] heeft ontvangen voor cv-installaties in de agrarische sector. Deze subsidiegelden zijn door [gedaagde, sub 1] geïnd, maar [naam] heeft ontdekt dat het bankrekeningnummer waarop de subsidies werden gestort zonder zijn toestemming is gewijzigd naar een rekening van WarmteNL, waarvan [gedaagde, sub 1] de bestuurder is. Dit heeft geleid tot de verdenking dat [gedaagde, sub 1] op onrechtmatige wijze de subsidiegelden heeft ontvreemd.

In het incident heeft [gedaagde, sub 1] c.s. verzocht om [bedrijfsnaam] B.V. in vrijwaring op te roepen, met het argument dat er afspraken waren gemaakt over de subsidiegelden. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende grond is voor de oproeping in vrijwaring, omdat [gedaagde, sub 1] c.s. heeft gesteld dat de subsidiegelden zijn geïnd in het kader van een samenwerking. De rechtbank heeft de incidentele vordering toegewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De hoofdzaak zal worden voortgezet met een conclusie van antwoord in reconventie door [naam].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/664361 / HA ZA 24-317
Vonnis in incident van 3 juli 2024
in de zaak van
[naam]te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie in de hoofdzaak,
verweerder in reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. A. Hofman te Barneveld,
tegen
1.
[gedaagde, sub 1], handelend onder de naam
[handelsnaam 1]en
[handelsnaam 2], te [woonplaats 2] ,
2.
WARMTENL B.V.te Den Haag,
3.
FELICEM B.V.te Den Haag,
gedaagden in conventie in de hoofdzaak,
eisers in reconventie in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. E.C.M. Braun te Den Bosch.
Partijen zullen hierna [naam] , [gedaagde, sub 1] , WarmteNL en Felicem of laatste drie gezamenlijk [gedaagde, sub 1] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 maart 2024 met producties 1 tot en met 17;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende vordering in reconventie en incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring met producties 1 tot en met 10;
  • de conclusie van antwoord in incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan in het incident

2.1.
[naam] handelde onder andere in cv-installaties voor de agrarische sector. Voor een groot aantal installaties heeft [naam] in de periode van 2016 tot en met 2022 een Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing toegewezen gekregen. [naam] heeft de installaties onder andere bij [gedaagde, sub 1] ingekocht. Voorts trad [gedaagde, sub 1] op als intermediair van [naam] . Dit hield in dat [gedaagde, sub 1] alle subsidieaanvragen namens [naam] bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) indiende en ook alle communicatie met RVO verzorgde ertoe dienend om de toegekende subsidies ten behoeve van [naam] vastgesteld en uitgekeerd te krijgen. Toen [naam] de betalingen van de RVO na december 2021 – zonder bij hem bekende reden – niet meer ontving, heeft hij contact opgenomen met RVO. Zo kwam [naam] erachter dat na de laatste betaling in december 2021 het bij RVO bekende bankrekeningnummer zonder toestemming of medeweten van [naam] is gewijzigd naar een bankrekeningnummer dat toebehoort aan WarmteNL. WarmteNL is een vennootschap waarvan [gedaagde, sub 1] , middels de vennootschap Felicem, enig aandeelhouder en bestuurder is. [naam] verdenkt [gedaagde, sub 1] ervan deze wijziging bij RVO te hebben doorgegeven om op deze manier de aan [naam] toekomende subsidiegelden te ontvreemden. In de hoofdzaak vordert [naam] – kort gezegd – [gedaagde, sub 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot terugbetaling aan [naam] van een bedrag van € 614.576 aan subsidiegelden en [gedaagde, sub 1] te veroordelen tot betaling aan [naam] van een bedrag van € 114.316 aan schadevergoeding vanwege non-conformiteit en toerekenbare tekortkoming.
2.2.
[gedaagde, sub 1] c.s. vordert vóór alle weren dat hem wordt toegestaan [bedrijfsnaam] B.V. in vrijwaring op te roepen. Volgens [gedaagde, sub 1] c.s. waren afspraken gemaakt met betrekking tot de subsidiegelden, op basis waarvan [gedaagde, sub 1] de subsidiegelden heeft geïnd. Voor het geval dat [naam] zich op het standpunt stelt dat deze afspraak is gemaakt met [bedrijfsnaam] B.V. en niet met [naam] zelf, heeft [gedaagde, sub 1] c.s. deze incidentele vordering ingesteld.
2.3.
[naam] voert het verweer dat op basis van het door [gedaagde, sub 1] c.s. gestelde niet valt in te zien op grond van welke rechtsverhouding tussen [gedaagde, sub 1] c.s. en [bedrijfsnaam] B.V., laatstgenoemde [gedaagde, sub 1] c.s. dient te vrijwaren. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.4.
De rechtbank stelt voorop dat een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring in beginsel toewijsbaar is, indien voldoende gemotiveerd en concreet wordt gesteld dat men krachtens een rechtsverhouding met die derde recht en belang heeft om de nadelige gevolgen van een ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op die derde te verhalen, dit in een zoveel mogelijk tegelijkertijd met de hoofdzaak te behandelen vrijwaringszaak.
2.5.
[gedaagde, sub 1] c.s. stelt dat [gedaagde, sub 1] de subsidiegelden heeft geïnd in het kader van een samenwerking en transactie tussen partijen. De ontvangst van de subsidiegelden diende als betaling voor heaters en ketels die [naam] had ingekocht bij [gedaagde, sub 1] c.s. Indien in de hoofdzaak vast komt te staan dat [gedaagde, sub 1] c.s. gehouden is tot terugbetaling van de subsidiegelden, stelt [gedaagde, sub 1] c.s. een tegenvordering op [naam] te hebben, aangezien [naam] in dat geval nooit heeft betaald voor de heaters en ketels. [gedaagde, sub 1] c.s. zou dan nog een even groot bedrag als de subsidiegelden van [naam] tegoed hebben. [gedaagde, sub 1] c.s. vordert [bedrijfsnaam] B.V. in vrijwaring op te roepen, omdat [naam] mogelijk het standpunt gaat innemen dat de heaters en ketels verkocht en geleverd zijn aan [bedrijfsnaam] B.V. en niet aan [naam] zelf.
2.6.
[gedaagde, sub 1] c.s. heeft hiermee voldoende gesteld dat zij, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig zal uitvallen, verhaal heeft op [bedrijfsnaam] B.V. De incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring zal daarom worden toegewezen.
2.7.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Vervolg in de hoofdzaak
2.8.
[gedaagde, sub 1] c.s. heeft in de hoofdzaak al geconcludeerd voor antwoord. [naam] heeft nog niet van antwoord gediend in de reconventie. De rechtbank zal daarom in de hoofdzaak de zaak verwijzen voor het indienen van een conclusie van antwoord in reconventie door [naam] .
2.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
3.1.
staat [gedaagde, sub 1] c.s. toe om [bedrijfsnaam] B.V., ingeschreven onder KvK-nummer 84978457, gevestigd te Nunspeet, in vrijwaring te doen oproepen tegen de rolzitting van deze rechtbank van
woensdag 14 augustus 2024;
3.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 14 augustus 2024voor conclusie van antwoord in reconventie;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Luiten en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 3416