Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker had tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat zijn asielaanvraag op 24 mei 2024 als kennelijk ongegrond had afgewezen, beroep ingesteld. Daarnaast verzocht hij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar heeft geoordeeld dat dit niet meer nodig was. Dit oordeel was gebaseerd op een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank op dezelfde dag in een andere zaak (zaaknummer NL24.21982), waarin op het beroep van verzoeker was beslist. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing om het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen, werd genomen met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing, conform artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000.