ECLI:NL:RBDHA:2024:10662

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
NL24.26445
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en nationaliteit in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, die stelt zowel de Marokkaanse als de Syrische nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 26 juni 2024, waarin werd bepaald dat hij terug moest keren naar Marokko. Eiser heeft zijn beroep ingediend met de intentie om ook schadevergoeding te verzoeken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

De rechtbank overweegt dat eiser zelf heeft verklaard de Marokkaanse nationaliteit te bezitten, en dat verweerder zich terecht op deze nationaliteit heeft gericht voor de uitzetting. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn Marokkaanse nationaliteit niet vaststaat, en ook geen documenten overgelegd die zijn Syrische nationaliteit onderbouwen. De rechtbank wijst erop dat eiser zijn medewerking aan het proces heeft geweigerd, waaronder het afnemen van vingerafdrukken, wat zijn situatie heeft bemoeilijkt. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is en dat het voortduren ervan gerechtvaardigd is.

De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26445

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.K. Westerhof),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verweerder,
(gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Bij besluit van 26 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 2 juli 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 4 juli 2024 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 4 juli 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1994 en zowel de Marokkaanse als Syrische nationaliteit te hebben.
2. Eiser stelt dat in de maatregel ten onrechte is opgenomen dat hij dient terug te keren naar Marokko. Hij stelt zowel de Marokkaanse als de Syrische nationaliteit te hebben, en de Marokkaanse nationaliteit staat niet vast. In het dossier bevinden zich geen stukken om de Marokkaanse nationaliteit te onderbouwen. Ook het proces-verbaal van de wijziging van zijn persoonsgegevens van 28 mei 2024 is niet onderbouwd. Nu de aanzegging om naar Marokko te vertrekken onrechtmatig is, is de maatregel van bewaring ook onrechtmatig.
3. De rechtbank stelt voorop dat eiser zelf heeft verklaard de Marokkaanse nationaliteit te hebben, waardoor verweerder zich terecht richt op uitzetting naar Marokko. Eiser heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat hij de Marokkaanse nationaliteit niet heeft. Ook heeft hij geen stukken overgelegd om juist een andere nationaliteit aan te tonen. De maatregel van bewaring is dan ook niet onrechtmatig omdat daarin is opgenomen dat eiser dient terug te keren naar Marokko.
4. Verder weegt de rechtbank mee dat eiser geen invulling wil geven aan zijn meewerkplicht. Zo heeft hij al twee keer geweigerd om mee te werken aan de afname van zijn vingerafdrukken. Gelet op het feit dat op eiser een plicht rust om in het kader van zijn terugkeer zijn volledige en actieve medewerking te verlenen, is de rechtbank van oordeel dat eventuele vertraging in het proces door zijn passieve houding voor rekening en risico van eiser zelf is. Door niet mee te werken kan ook zijn nationaliteit aan de hand van verifieerbare gegevens niet vastgesteld worden.
5. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 9 juli 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde
publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.