ECLI:NL:RBDHA:2024:10677

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
NL24.6241
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiser op 19 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 26 oktober 2022 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 12 juni 2024 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. De rechtbank heeft vervolgens uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van eiser, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk is. Dit is het gevolg van de inwilliging van de asielaanvraag, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft. De rechtbank heeft echter ook overwogen dat eiser, vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, recht heeft op een proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. Dit bedrag is vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de wegingsfactor 'licht', aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan op 10 juli 2024 door rechter M.L. Weerkamp, in aanwezigheid van griffier A.S.J.I. Hendrickx, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6241

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 19 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 26 oktober 2022.
Bij besluit van 12 juni 2024 heeft verweerder eisers asielaanvraag ingewilligd.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op eisers asielaanvraag, wordt vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
2. Omdat eiser vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag beroep heeft kunnen instellen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is omdat het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 10 juli 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.