ECLI:NL:RBDHA:2024:10681
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na niet-tijdig beslissen
In deze zaak heeft verzoeker op 23 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 5 juli 2022. De minister van Asiel en Migratie heeft op 23 januari 2024 de aanvraag van verzoeker ingewilligd. Verzoeker heeft het beroep niet tijdig ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verzoeker verweerder op 2 en 4 oktober 2023 in gebreke gesteld, maar de wettelijke beslistermijn was op dat moment nog niet verstreken. De beslistermijn was met negen maanden verlengd, waardoor deze eindigde op 5 oktober 2023.
Aangezien er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, concludeert de rechtbank dat er geen grond is voor een proceskostenveroordeling. Het verzoek van verzoeker wordt als kennelijk ongegrond afgewezen. De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af, en deze uitspraak is gedaan op 10 juli 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.