ECLI:NL:RBDHA:2024:10692

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
AWB 24/4658
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake overplaatsing naar opvang voor volwassenen na wijziging geboortedatum

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker afgewezen. De verzoeker, die eerder in een opvang voor minderjarigen verbleef, is per 12 februari 2024 overgeplaatst naar een opvang voor volwassenen na een wijziging van zijn geboortedatum door de IND. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze wijziging en de overplaatsing, maar zijn bezwaar is door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening op 18 april 2024 behandeld, waarbij de verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa).

De voorzieningenrechter oordeelt dat het COa terecht heeft gehandeld door uit te gaan van de door de IND vastgestelde meerderjarigheid van de verzoeker. De IND is verantwoordelijk voor de vaststelling van de leeftijd van vreemdelingen, en het COa hoeft niet te toetsen of de IND dit correct heeft gedaan. De verzoeker heeft documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn claim dat hij minderjarig is, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat deze documenten niet voldoende zijn om de beslissing van het COa te weerleggen. De voorzieningenrechter concludeert dat het COa de opvangbehoeften van de verzoeker voldoende heeft beoordeeld en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans en is openbaar uitgesproken op 23 april 2024. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/4658

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 april 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. K. Mohasselzadeh),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, COa

(gemachtigden: mr. D. van de Braak en mr. L van Els).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de overplaatsing van verzoeker naar een opvang voor meerderjarigen per 12 februari 2024. Met dat verzoek vraagt hij te bepalen dat COa overgaat tot terugplaatsing van verzoeker in zijn voormalige opvang voor minderjarigen in [plaats].
1.1.
De IND heeft met een kennisgeving gewijzigde identiteitsgegevens van 30 januari 2024 de vreemdelingenpolitie geïnformeerd dat de leeftijd van verzoeker is aangepast van minderjarig naar meerderjarig. Verzoeker heeft tegen die kennisgeving bezwaar gemaakt. Dat bezwaar is door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker heeft tegen dat besluit beroep ingesteld en een voorlopige voorziening gevraagd. [1]
1.2.
Ook heeft verzoeker bezwaar gemaakt bij het COa tegen de feitelijke handeling tot overplaatsing van verzoeker naar een opvang voor volwassenen. Hij heeft daarnaast een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Over dat verzoek gaat deze uitspraak. Het bezwaar tegen de overplaatsing is door COa doorgezonden naar deze rechtbank en zittingsplaats om als beroep te worden behandeld. [2]
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met het verzoek tegen de kennisgeving dat is geregistreerd met zaaknummer NL24.15892, op 18 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van COa. Ook waren daar aanwezig [persoon A], werkzaam bij NIDOS en
[persoon B], werkzaam bij de IND. Het verzoek om voorlopige voorziening met zaaknummer NL24.15892 wordt in een afzonderlijke uitspraak beoordeeld.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. De voorzieningenrechter legt dat hierna uit. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet bij de uitspraak op het beroep van verzoeker.
Inleidende opmerkingen en standpunten
3. Verzoeker heeft op 12 december 2023 in Nederland een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hij stelt dat hij geboren is op [geboortedatum 1] 2008. Die geboortedatum is opgenomen in de Basisvoorziening Vreemdelingen (BVV). Verzoeker was bij de aanvraag niet in het bezit van identificerende documenten.
4. Verzoeker is conform Werkinstructie (WI) 2023/6 op 12 december 2023 geschouwd door de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) en bij een schouw aanmeldgehoor AMV op 15 december 2023 door de IND. Het betreffen twee onafhankelijke sessies. De AVIM heeft geconcludeerd dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd [3] . De IND heeft geconcludeerd dat verzoeker evident minderjarig is [4] . De eindconclusie van beide schouwen is twijfel. Op grond van een Eurodac-treffer heeft de IND contact opgenomen met de Griekse autoriteiten. De Griekse autoriteiten hebben op 9 januari 2024 laten weten dat zij verzoeker hebben geregistreerd met de geboortedatum [geboortedatum 2] 2004 met de naam [naam]. Er zijn volgens de Griekse autoriteiten geen identiteitsdocumenten getoond en er is geen leeftijdsonderzoek verricht. De geboortedatum van verzoeker is vervolgens in de BVV aangepast naar [geboortedatum 2] 2004 en COa heeft verzoeker per 12 februari 2024 overgeplaatst van een opvanglocatie voor minderjarigen, naar een opvanglocatie voor meerderjarigen. Verzoeker is het niet eens met deze overplaatsing. Het door hem daartegen ingediende bezwaarschrift is, na doorzending, door de rechtbank als beroep geregistreerd.
5. Verzoeker vindt dat hij ten onrechte is overgeplaatst naar een opvanglocatie voor meerderjarigen, terwijl hij volgens zijn voogd evident minderjarig is en hij documenten heeft overlegd die dat onderbouwen. Hij heeft ook erg veel last van de overplaatsing. Hij is angstig omdat hij als minderjarige tussen meerderjarige mannen moet leven, niet naar school mag, niet zelf eten kan maken en zijn klasgenoten en medebewoners en zijn voogd mist.
Mocht het COa uitgaan van de leeftijdsregistratie door de IND?
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het COa mocht uitgaan van de door de IND vastgestelde meerderjarigheid. De IND is immers het bestuursorgaan dat de leeftijd vaststelt van vreemdelingen. Het COa stelt terecht dat hij niet hoeft te toetsen of de IND het leeftijdsonderzoek goed heeft gedaan, omdat het COa daarin geen rol heeft. Indien verzoeker zich niet kan vinden in de leeftijdsvaststelling door de IND, kan hij dit in zijn asielprocedure aan de orde stellen. Een evidente onjuistheid om op dit uitgangspunt een uitzondering te maken doet zich naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter niet voor. Daarbij neemt de voorzieningenrechter mede in aanmerking dat verzoeker weliswaar documenten heeft overgelegd om zijn leeftijd aan te tonen, [5] maar het COa wijst er terecht op dat op grond van het Algemeen Ambtsbericht Somalië van juni 2023 geen waarde kan worden gehecht aan Somalische documenten en ook vraagtekens zijn te plaatsen bij de wijze van verkrijging van deze documenten, aangezien deze zijn afgegeven nadat verzoeker Somalië had verlaten.
Heeft het COa zelf beoordeeld of verzoekster bijzondere opvangbehoeften heeft?
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat het COa zelf heeft beoordeeld of verzoeker bijzondere opvangbehoeften heeft. Op grond van de Opvangrichtlijn en de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva) is het COa daartoe gehouden. Het COa mag de registratie van een vreemdeling bij de IND betrekken bij de beoordeling of deze in een opvang voor meerder- of minderjarigen wordt geplaatst, maar het COa moet ook een eigen beoordeling maken van de opvangbehoefte van de vreemdeling. Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook gebeurd. In het verweerschrift en op de zitting is naar voren gekomen dat na verzoekers overplaatsing naar de opvanglocatie voor meerderjarigen met hem een gesprek is gevoerd om te vernemen hoe het gaat en wat zijn behoeften zijn. Verzoeker is gekoppeld aan medebewoners. De GZA en GGZ hebben verzoeker volgens het COa in beeld. Hij wordt geholpen met koken en er is aandacht voor zijn behoefte om te sporten. Er is door NIDOS naar voren gebracht dat het niet goed gaat met verzoeker en dat hij op de huidige locatie helemaal alleen is. Volgens de gemachtigden van de COa wordt daarom gezocht naar een mogelijkheid tot overplaatsing van verzoeker naar een locatie met meerdere jongeren. Overigens is de omstandigheid dat verzoeker is overgeplaatst naar een opvanglocatie voor meerderjarigen niet van invloed op de begeleiding van verzoeker door NIDOS. Deze voogdijinstelling zal haar begeleiding kunnen voortzetten. De voorzieningenrechter leidt uit het voorgaande af dat de positie en begeleidingsbehoefte van verzoeker in voldoende mate de aandacht van het COa heeft.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K van Gijtenbeek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zaaknrs. NL24.15892 (vovo) en NL24.17095 (beroep).
2.Op grond van artikel 6:15 van Algemene wet bestuursrecht; het beroep is geregistreerd onder nummer 24/6338.
3.Proces-verbaal van verhoor 12 december 2023, pag. 4 en 5
4.Rapport schouw Aanmeldgehoor AMV 15 december 2023 pag. 6 en 7.
5.Het betreft een “Certificate of Identity Confirmation” en een “Birth Certificate”, beide van 3 februari 2024.