ECLI:NL:RBDHA:2024:1072
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in een bestuursrechtelijke zaak betreffende AOW-pensioen en spoedeisend belang
In de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2024, in de zaak met nummer SGR 23/6573, is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De verzoeker, die een AIO-aanvulling ontvangt, had verzocht om een voorlopige voorziening in verband met een geschil over zijn AOW-pensioen. Het primaire besluit van de Sociale verzekeringsbank, dat op 2 maart 2023 was genomen, bepaalde dat verzoeker recht had op een AOW-pensioen naar de gehuwdennorm, omdat hij op [dag] 2021 was getrouwd. Het bestreden besluit van 4 oktober 2023 verklaarde het bezwaar van verzoeker ongegrond en handhaafde het primaire besluit.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat er geen spoedeisend belang aanwezig was. Volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een voorlopige voorziening alleen worden getroffen als er sprake is van onverwijlde spoed. In deze zaak was er geen acute noodsituatie aangetoond, en de verzoeker had niet onderbouwd dat hij in financiële nood verkeerde. De voorzieningenrechter merkte op dat verzoeker een AIO-aanvulling ontvangt, waarmee zijn inkomen tot de bijstandsnorm wordt aangevuld, en dat er geen onomkeerbare situatie dreigde.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.