Op 4 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak waarin de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] een voorlopige voorziening hebben aangevraagd om een geplande woningontruiming te voorkomen. De ontruiming was gepland voor 15 april 2024, wat een bedreigende situatie voor de huurders met zich meebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] zich op 9 april 2024 hebben aangemeld bij de Gemeentelijke Schuldhulpverlening en dat zij een overeenkomst tot budgetbeheer hebben getekend. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de ernst van de schuldenlast van de huurders, die op dat moment € 76.316,72 bedroeg, en naar de stappen die zij hebben ondernomen om hun financiële situatie te stabiliseren.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van de huurders zwaarder wegen dan die van de verhuurders, de heren [naam 3] en [naam 4]. De huurders hebben aangetoond dat zij in staat zijn om de lopende huurtermijnen te voldoen via budgetbeheer, en dat er geen sprake is van een huurachterstand. De rechtbank heeft het verzoek tot voorlopige voorziening toegewezen, waardoor de ontruiming voor zes maanden is verboden. Dit biedt de huurders de gelegenheid om het minnelijk traject af te ronden en een regeling met hun schuldeisers te treffen. De rechtbank heeft tevens bepaald dat de voorziening vervalt na zes maanden of eerder indien het WSNP-verzoek wordt afgehandeld.