ECLI:NL:RBDHA:2024:10908

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
C/09/663608 / JE RK 24-553
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van omgangsregeling met ouders

Op 11 juni 2024 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengd. Dit besluit volgde op een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, dat op 25 maart 2024 was ingediend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedsituaties van zowel de moeder als de vader van de minderjarige. De vader heeft wisselend de afspraken nagekomen en er zijn zorgen over zijn opvoedkwaliteit, terwijl de moeder moeite heeft met het stellen van grenzen en het maken van verstandige keuzes. De minderjarige vertoont emotioneel gedrag dat mogelijk voortkomt uit een loyaliteitsconflict tussen haar ouders.

Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, was de moeder niet aanwezig, wat de kinderrechter teleurstelde. De vader, die telefonisch deelnam, pleitte voor een kortere verlenging van de ondertoezichtstelling, maar de kinderrechter oordeelde dat een verlenging van vier maanden noodzakelijk was om een basis te leggen voor de omgang tussen de minderjarige en haar moeder. De kinderrechter benadrukte het belang van samenwerking tussen de ouders en het netwerk rondom de minderjarige om haar emotionele welzijn te waarborgen. De beslissing om de ondertoezichtstelling te verlengen werd genomen met het oog op de noodzaak om de situatie van de minderjarige te stabiliseren en haar te ondersteunen in haar ontwikkeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/663608 / JE RK 24-553
Datum uitspraak: 11 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter
Verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak naar aanleiding van het op 25 maart 2024 ingekomen verzoekschrift van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder]
,
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
[de vader]
,
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S.O. Zengin gevestigd te Den Haag.
[de stiefmoeder] ,
hierna te noemen: de stiefmoeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. S.O. Zengin gevestigd te Den Haag.

1.Het procesverloop

Bij beschikking van 14 mei 2024 van de kinderrechter in deze rechtbank is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 12 juni 2024 verlengd.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking 14 mei 2024;
- het schriftelijke standpunt van de vader van 10 juni 2024.
Op 11 juni 2024 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de advocaat van de vader;
- de vader heeft de zitting telefonisch bijgewoond;
- [naam] , jeugdbeschermer.
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

2.Verzoek

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar. De gecertificeerde instelling onderbouwt dit verzoek als volgt. Er zijn zorgen over beide opvoedsituaties. Beide ouders vinden het lastig om het gedrag van [de minderjarige] te begrenzen en haar te helpen om haar emoties te reguleren. Vader is wisselend in het nakomen van afspraken. Er zijn zorgen over de opvoedkwaliteit van de vader, zoals het niet voldoende bieden van grenzen en structuur. Op 22 januari 2024 heeft de politie zorgen gemeld bij Veilig Thuis in verband met vermoedens van drugshandel en drugsgebruik door de vader.
Er is een positieve verandering wat betreft het naar school gaan. [de minderjarige] wordt nu op tijd gebracht en [de minderjarige] vertoont geen weerstand meer. Zij eet haar maaltijden volledig op.
Er zijn zorgen over de betrouwbaarheid van de moeder en het nakomen van afspraken. Zij heeft inmiddels wel een traject gevolgd bij Brijder en sinds de start van het schooljaar is er sprake van onbegeleid bezoek op donderdag en vrijdag uit school tot 19.00 uur. De moeder heeft moeite met het stellen van grenzen en lijkt moeite te hebben met het maken van verstandige partnerkeuzes die ook van invloed zijn op de leefwereld van [de minderjarige] . [de minderjarige] vertoont ingewikkeld gedrag. Ze is vaak opstandig en boos. Ze heeft moeite met het reguleren van haar emoties die elkaar snel afwisselen. De hypothese is dat dit een gevolg en uiting is van het loyaliteitsconflict waarin zij is terechtgekomen en de twee onvoldoende veilige opvoedsituaties waarin zij zich bevindt. Op dit moment krijgt [de minderjarige] vanuit FamilySupporters traumabehandeling met behulp van speltherapie. Beide ouders hebben onvoldoende stappen ondernomen om therapie te volgen. Beide ouders moeten behandeling volgen om te leren omgaan met hun eigen trauma’s, zodat zij emotioneel beschikbaar kunnen worden voor [de minderjarige] . De kans is aannemelijk dat beide ouders overvraagd gaan worden in hun ouderrol als er geen maatregel is en dat dan ook de hulpverlening stopt. De verwachting is dat alle hulpverlening in het vrijwillig kader zal stagneren.

3.De standpunten

De vader heeft gesteld dat de ondertoezichtstelling het afgelopen jaar te weinig heeft bijgedragen om die nu wederom met een jaar te verlengen. Het gaat goed met [de minderjarige] en het contact tussen de moeder en [de minderjarige] is verbeterd. De vader kan beter met de moeder communiceren en zijn partner – [de minderjarige] ’s stiefmoeder – is een goede tussenpersoon als het gaat over gevoelige dingen waar de ouders niet samen uitkomen. Door de recente verbeteringen in de thuissituatie is de vader mening dat verlenging met een half jaar passender zou zijn. Volgens de vader zou het beter zijn om de omgang te laten begeleiden door het netwerk (de opa en oma van de kant van de moeder) en om deze omgang in een familieprocedure vast te laten leggen. De vader stelt dat de regie hierbij in zijn handen moet komen te liggen. Verder hecht de vader eraan te benadrukken dat hij niets te maken heeft met drugshandel. Tot slot had de vader graag ter zitting willen verschijnen, maar hij was verhinderd. Op de oorspronkelijke zittingsdatum had hij wel kunnen verschijnen, maar die is op verzoek van de moeder verplaatst.

4.Beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
4.2.
De kinderrechter stelt voorop het te betreuren dat de moeder niet ter zitting is verschenen. De kinderrechter heeft de behandeling van de zaak eerder op verzoek van de moeder aangehouden. Vervolgens was de vader helaas verhinderd bij de aangehouden zitting, als gevolg waarvan hij telefonisch heeft deelgenomen. Het is begrijpelijk dat dit tot frustratie bij de vader heeft geleid. Dat de moeder zonder bericht van verhindering niet is verschenen bij de zitting die op haar verzoek is aangehouden, is zonder meer teleurstellend. In navolging van de gecertificeerde instelling wijst de kinderrechter de moeder erop dat het belangrijk is dat afspraken worden nagekomen, en dat – als dat niet lukt – uitleg wordt gegeven, zodat de ouders elkaar niet verliezen in de volgende episode van frustratie en onbegrip.
4.3.
De ondertoezichtstelling van [de minderjarige] duurt nu ruim drie jaar. Er is binnen de ondertoezichtstelling – gelet op de situatie van de moeder – minder bereikt dan de bedoeling was en voor [de minderjarige] wenselijk zou zijn. Het is van belang dat beide ouders aanwezig zijn in haar leven, maar op dit moment is de moeder geen betrouwbare ouder voor [de minderjarige] . Gelet op de verslavingsgevoeligheid van de moeder is het belangrijk dat [de minderjarige] in staat wordt gesteld de KOV-training (voor kinderen van ouders met een verslaving) te volgen waarover op zitting is gesproken. [de minderjarige] zal moeten leren dat het verslavingsgedrag van de moeder en de structurele onbetrouwbaarheid en teleurstelling die [de minderjarige] daardoor ervaart, niets te maken heeft met wat zij – [de minderjarige] – waard is, maar dat het gedrag van de moeder volgt uit een ziekte, namelijk een verslaving. Het is belangrijk dat [de minderjarige] begeleid wordt in de machteloosheid die zij als gevolg daarvan kan ervaren. [de minderjarige] staat niet alleen onder druk door het loyaliteitsconflict waarin zij verzeild is geraakt, maar ook door de verslavingsgevoeligheid van de moeder. Nooit mag vergeten worden dat zij door deze omstandigheden zeer belast het leven in gaat, met alle gevolgen van dien. De kinderrechter maakt zich grote zorgen over wat bij [de minderjarige] wordt gezien: overspoeld raken door emoties en boos en opstandig gedrag. Dit zijn duidelijke signalen dat het niet goed gaat met haar. De kinderrechter roept de ouders op oog te hebben voor hoe het werkelijk met [de minderjarige] gaat. Het zou haar enorm helpen als beide ouders oog hebben voor de vraag wat zij nodig heeft, zonder in welles/nietes-gedrag te vervallen. Daarmee kan haar innerlijke wereld tot rust komen en zou zij alsnog kunnen toekomen aan een – enigszins – onbezorgde ontwikkeling. De rol die de stiefmoeder hierin heeft, is zonder meer positief te noemen. Het zou van grote waarde zijn als de verstandhouding tussen de ouders, zo mogelijk met hulp van de stiefmoeder dan wel de betrokken jeugdbescherming, kan verbeteren.
4.4.
Het is naar het oordeel van de kinderrechter in het belang van [de minderjarige] als de omgang met haar moeder met behulp van het netwerk geregeld gaat worden. Daarom moet de komende periode goed worden benut. Enerzijds gaat het dan om het in kaart brengen van wat praktisch mogelijk is. Anderzijds kan in de komende periode binnen het netwerk een basis gelegd worden voor omgang tussen [de minderjarige] en haar moeder. Wellicht kan de omgang begeleid worden door de oma moederszijde en kan de stiefmoeder in eerste instantie zorgen voor het maken van afspraken over de omgang. Van belang is dat er een basis wordt gelegd voor het maken van afspraken tussen de vader en de moeder van [de minderjarige] ; afspraken die vervolgens ook worden nagekomen. Met oog op de door de vader en zijn advocaat aangekondigde familierechtprocedure om omgang binnen het netwerk te organiseren, is van belang dat de komende maanden in kaart wordt gebracht hoe de omgang eruit kan zien en wat nodig is om die te laten werken.
4.5.
Gelet op het bovenstaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van vier maanden en het verzoek voor het overige afwijzen. De kinderrechter acht deze termijn voldoende om de hiervoor genoemde basis te leggen waarop in de familieprocedure kan worden voortgeborduurd.
Daarom zal als volgt worden beslist.

5.Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] van 12 juni 2024 tot [geboortedag] 2024 met behoud van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2024 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van den Born als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.