ECLI:NL:RBDHA:2024:10937

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
C/09/24/45 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens onjuiste voorstelling van zaken en incompleet schuldenoverzicht

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 juli 2024 uitspraak gedaan in de schuldsaneringsregeling van de heer [naam], geboren in 1967. De heer [naam] was toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) op 13 mei 2024, na afwijzing van zijn verzoek om een dwangakkoord. De bewindvoerder heeft op 4 juni 2024 een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de WSNP ingediend, omdat de heer [naam] tijdens zijn schuldhulpverlening nieuwe schulden had gemaakt en een onjuiste voorstelling van zaken had gegeven over de gezondheid van zijn onderneming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [naam] 30% van zijn schuldenlast buiten het akkoord heeft gehouden en dat de crediteurenlijst incompleet was, wat de rechtbank verhinderde om een goede afweging te maken over de goede trouw van de heer [naam]. Tijdens de zitting op 24 juni 2024 is het verzoek van de bewindvoerder behandeld, waarbij de rechtbank heeft geconcludeerd dat de WSNP niet op zijn plaats is vanwege de onduidelijkheid over de omvang van de boedel en de onvolledige schuldenlijst. De rechtbank heeft het verzoek tot tussentijdse beëindiging toegewezen en de heer [naam] in staat van faillissement verklaard, met benoeming van een curator en rechter-commissaris. De beslissing is openbaar uitgesproken op 1 juli 2024.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
insolventienummer: C/09/24/45 R
vonnis van 1 juli 2024
in de schuldsaneringsregeling van:
[naam],
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [plaats] ,
aldaar handelend onder de naam: [bedrijf 1] ,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer] ,
advocaat: mr. M.J.S. Spanjersberg.
Waar deze zaak over gaat
De heer [naam] zit in de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De bewindvoerder heeft een verzoek tot tussentijdse beëindiging gedaan. De rechtbank beoordeelt nu of dat verzoek moet worden toegewezen. Als dat gebeurt wordt de WSNP zonder schone lei beëindigd voor de oorspronkelijke einddatum van die regeling. Dat betekent dat schuldeisers hun vorderingen weer op de heer [naam] kunnen verhalen.
De rechtbank zal het verzoek van de bewindvoerder toewijzen. Zij legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.1. Verloop van de procedure

1.1.
Nadat op 13 mei 2024 het verzoek van de heer [naam] tot het opleggen van een dwangakkoord door de rechtbank is afgewezen is de heer [naam] op 13 mei 2024 toegelaten tot de WSNP. Daarbij is mr. R. Cats tot rechter-commissaris en
M.A.T. Noordzij (Noordzij Insolventies B.V.) te Pijnacker tot bewindvoerder benoemd.
1.2.
De looptijd van de regeling is 18 maanden en loopt dus in beginsel af op 13 november 2025.
1.3.
De bewindvoerder heeft op 4 juni 2024 een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de regeling gedaan. De bewindvoerder legt samengevat het volgende aan zijn verzoek ten grondslag.
De heer [naam] is binnen zijn schuldhulpverleningstraject schulden aangegaan om gaten in de exploitatie van zijn onderneming op te vangen. De heer [naam] heeft de rechtbank onterecht voorgehouden dat de exploitatie van zijn onderneming gezond was. De heer [naam] heeft 30% van de totale schuldenlast buiten het akkoord (in het minnelijk traject) gehouden met -schijnbaar- als doel om deze op een later moment volledig te betalen. De voorwaarden van schuldhulpverlening zijn daarmee geschonden. De crediteurenlijst horende bij het verzoek tot toelating tot de WSNP is niet compleet aan de rechtbank aangeboden, waardoor de rechtbank geen complete afweging kon maken over de goede trouw van de heer [naam] en de totale omvang van de schuldenlast. Een groot gedeelte van de schuldenlast die niet bekend is gemaakt is aangegaan binnen de periode van drie jaar voor het toelatingsverzoek.
1.4.
Het verzoek is op de zitting van 24 juni 2024 behandeld. Op die zitting verschenen:
- de heer [naam] , bijgestaan door mr. M.J.S. Spanjersberg,
- de bewindvoerder.
1.5.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Ingevolge artikel 350 lid 3 sub e en f Fw geschiedt een beëindiging van de schuldsaneringsregeling indien de schuldenaar zijn schuldeisers tracht te benadelen en feiten en omstandigheden bekend worden die op het tijdstip van de indiening van het verzoekschrift tot toelating tot de schuldsaneringsregeling reeds bestonden en die reden zouden zijn geweest het verzoek af te wijzen overeenkomstig artikel 288 lid 1 en 2 Fw.
2.2.
Ter beoordeling staat of hetgeen schuldenaar wordt tegengeworpen gegrond is en zo ja, of dit dient te leiden tot de door de bewindvoerder verzochte beëindiging van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank oordeelt als volgt.
2.3.
In het vonnis van de rechtbank van 13 mei 2024 wordt in 2.2. overwogen:
‘De rechtbank stelt vast dat de omvang van de schuldenlast en de wijze waarop het minnelijk schuldsaneringstraject is uitgevoerd contra-indicaties voor de toewijsbaarheid van het verzoek kunnen zijn. Echter, zonder een vrijbrief te geven aan de gebrekkig uitgevoerde minnelijke schuldhulpverleningstrajecten, gaat het de rechtbank in dit geval te ver om verzoeker het slachtoffer te laten worden van de werkwijze van de schuldhulpverleningsinstantie. De schulden zijn vrijwel allemaal buiten de driejaarstermijn van artikel 288 lid 1 onder b Fw ontstaan.’
2.4.
Na het uitspreken van de WSNP heeft de bewindvoerder ontdekt dat de heer [naam] op 10 mei 2023 en 1 juni 2023, leningen van respectievelijk € 7.000,00 en € 6.750,00 is aangegaan ten behoeve van zijn onderneming. Dit terwijl hij op dat moment bezig was met een minnelijk schuldhulp verleningstraject en de schuldeisers ook al een aanbod voor een akkoord was gedaan. De onderneming van de heer [naam] was op dat moment niet meer levensvatbaar. Deze leningen zijn niet gemeld bij het verzoek tot toelating tot de WSNP. Sinds corona ging het slecht met de onderneming van de heer [naam] . In 2023 was net als in eerdere jaren sprake van een negatieve exploitatie, bij een gemiddelde omzet van circa € 6.000 (incl. btw) per maand en inkoopkosten ter hoogte van 50% van de omzet en een huur van € 3.250,00 per maand.
2.5.
Uit de door de bewindvoerder ontvangen administratie blijkt dat deze vanaf december 2023 niet is bijgewerkt. Hierdoor valt niet uit te sluiten dat er nog nieuwe schulden boven water komen. Omdat de administratie niet op orde is heeft de boekhouder over de periode december 2023 tot en met april 2024 nihilaangiftes omzetbelasting gedaan. Dit is, aldus de bewindvoerder, onterecht omdat over deze maanden wel sprake is van omzet en dus van een afdrachtverplichting voor de omzetbelasting. Ook is gebleken van andere schulden die bij de toelating tot de WSNP niet zijn gemeld. Op het door de heer [naam] met het verzoek WSNP overgelegde schuldenoverzicht is vermeld dat sprake is van een schuldenlast van in totaal € 324.817,66, verdeeld over 38 schuldeisers De bewindvoerder heeft vastgesteld dat sprake is van schuldenlast van € 468.508,17, verdeeld over 105 schuldeisers. De recent geconstateerde schulden zijn bovendien voor een groot deel, te weten circa 65%, aangegaan in de drie jaar voorafgaande aan de toelating tot de WSNP.
2.6.
In het licht van bovenstaande feiten en omstandigheden moet worden geoordeeld dat de rechtbank op 13 mei 2024 is uitgegaan van een onjuiste voorstelling van zaken. Hoewel de door de heer [naam] ingeschakelde schuldhulpverlener hieromtrent een groot verwijt kan worden gemaakt, gaat ook de heer [naam] zelf niet vrijuit.
2.7.
De administratie had voordat de verzoeken als bedoeld in 1.1. zijn ingediend inzichtelijk moeten zijn, hetgeen thans nog steeds niet het geval is. Dat heer [naam] voor wat betreft het minnelijk traject en het verzoek tot toelating tot de WSNP heeft vertrouwd op de deskundigheid van zijn schuldhulpverlener, [bedrijf 2] , ontslaat hem niet van zijn eigen verantwoordelijkheid om schuldenlijsten en andere stukken te controleren. Dit geldt temeer in het licht van de verklaring van de heer
[naam] ter zitting dat hij: “op één avondje de administratie heeft doorgenomen en tot de conclusie is gekomen dat 35 van de 68 schuldeisers zijn voldaan en dat de schuldenlast € 50.000,00 lager uitvalt”.
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat de WSNP niet op zijn plaats is omdat de omvang van de boedel niet vaststaat, de schuldenlijst incompleet is en de boekhouding niet is bijgewerkt. De regeling zal daarom tussentijds worden beëindigd. De rechtbank zal het verzoek van de bewindvoerder toewijzen.
2.9.
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder vaststellen. Het is de rechtbank gebleken dat de boedel baten in het vooruitzicht heeft en het boedelsaldo het (uiteindelijk) toelaat om na het voldoen van de vergoeding van de bewindvoerder ook vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, het faillissement uitspreken met ingang van de dag dat deze uitspraak onherroepelijk is geworden. Dat is, wanneer geen hoger beroep wordt ingesteld tegen dit vonnis, op 10 juli 2024. De rechtbank zal, voor het geval het faillissement intreedt, ook alvast een rechter-commissaris en een curator benoemen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de schuldsaneringsregeling tussentijds;
- stelt de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 6.793,71 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting), voor zover de boedel toereikend is;
voor het geval deze uitspraak kracht van gewijsde krijgt zal de heer [naam] in staat van faillissement verkeren:
- benoemt mr. R. Cats tot rechter-commissaris en stelt M.A.T. Noordzij (Noordzij Insolventies B.V.) te Pijnacker aan tot curator;
- draagt de curator op om de post van de heer [naam] in te zien.
Dit is de beslissing van mr. A.C.M. Höppener, rechter, in samenwerking met F.J. Knaap LL.B., griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2024.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die dat volgens de Faillissementswet mag gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.