ECLI:NL:RBDHA:2024:10953
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Hanssen - Telman
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning in het kader van de Verblijfsregeling Mensenhandel na sepotbeslissing Openbaar Ministerie
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning in het kader van de Verblijfsregeling Mensenhandel. Eiser, geboren in Sierra Leone, had op 9 februari 2023 aangifte gedaan van mensenhandel, waarna hij een verblijfsvergunning kreeg voor de periode van 20 maart 2023 tot 20 maart 2024. Echter, op 28 maart 2023 besloot het Openbaar Ministerie (OM) de zaak voortijdig te beëindigen, wat leidde tot de intrekking van de verblijfsvergunning door de minister op 4 december 2023. Eiser ging in beroep tegen deze intrekking, maar de rechtbank oordeelde dat de minister dit besluit terecht had genomen. De rechtbank stelde vast dat er geen strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek meer was, wat een voorwaarde was voor de verblijfsvergunning. Eiser voerde aan dat de minister niet had mogen intrekken zonder zelf te beoordelen of hij slachtoffer was van mensenhandel, maar de rechtbank oordeelde dat de minister zich op de sepotbeslissing van het OM mocht baseren. Daarnaast werd het standpunt van eiser dat hem onvoldoende bedenktijd was geboden om aangifte te doen, verworpen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eiser geen recht had op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.