ECLI:NL:RBDHA:2024:10954
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Hanssen - Telman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een verblijfsdocument EU/EER aanvraag door de rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Turkse nationaliteit houder, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 12 juni 2023 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing op 18 april 2024 gehandhaafd. Eiser heeft op 10 oktober 2022 de aanvraag ingediend om verblijf bij zijn minderjarige zoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft op 26 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. De rechtbank oordeelt dat de minister niet alle relevante punten in zijn besluit goed heeft gemotiveerd, wat leidt tot een motiveringsgebrek. Dit betekent echter niet dat de minister een nieuwe beslissing moet nemen, aangezien de juridische gevolgen van de afwijzing in stand blijven. De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiser meer dan marginale zorg- en opvoedingstaken verricht voor zijn kind, en dat er geen zodanige afhankelijkheidsrelatie bestaat dat het kind gedwongen zou worden de EU te verlaten als aan eiser een verblijfsrecht wordt geweigerd. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtgevolgen in stand. De minister wordt veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser.