ECLI:NL:RBDHA:2024:11010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
NL24.26800
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Ghanese vreemdeling en de rechtmatigheid van de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Ghanese vreemdeling. Eiser, die op 26 juni 2024 in bewaring is gesteld, heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar eiser via een beeldverbinding aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. A.D. Kupelian. De minister werd vertegenwoordigd door mr. C.J. Ohrtmann.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring is opgelegd vanwege het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser heeft de gronden voor de maatregel niet betwist, maar voerde aan dat hij onterecht een nacht in een politiecel had doorgebracht voordat hij naar het detentiecentrum werd overgebracht. De rechtbank oordeelde dat de overbrenging binnen de voorgeschreven termijn van 24 klokuren had plaatsgevonden en dat er geen onrechtmatigheid was vastgesteld.

Eiser stelde verder dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel, zoals een meldplicht, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had gemotiveerd dat een lichter middel niet doeltreffend zou zijn. Eiser had tijdens het gehoor verklaard dat hij niet terug wilde naar Ghana, wat het risico op onttrekking aan het toezicht vergrootte. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26800

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.D. Kupelian),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verweerder,
(gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Procesverloop

Bij besluit van 26 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2024 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen via een beeldverbinding. Hij heeft zich laten bijstaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1993 en de Ghanese nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Als zware gronden [2] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
  • 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
  • 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
  • 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
En als lichte gronden [3] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;.
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat in ieder geval de zware gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht, zodat deze aan de maatregel ten grondslag konden worden gelegd en de maatregel ook kunnen dragen.
Overbrenging naar het detentiecentrum [plaats]
4. Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring op 26 juni 2024 is opgelegd en hij pas op 27 juni 2024 is overgebracht naar het detentiecentrum [plaats]. Hij begrijpt niet waarom verweerder ervoor heeft gekozen om eiser een nacht in een politiecel te laten verblijven. Verder volgt uit de aanbiedingsbrief van verweerder dat hij op 26 juni 2024 is overgebracht naar het detentiecentrum [plaats], zodat het dossier een tegenstrijdigheid bevat.
5. Hoewel verweerder op zitting geen uitleg kan geven over deze terecht geconstateerde tegenstrijdigheid in het dossier, is de rechtbank van oordeel dat geen onrechtmatigheid heeft plaatsgevonden. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [4] volgt dat een vreemdeling niet meer dan 24 klokuren in een politiecel mag verblijven. [5] Uit de stukken in het dossier blijkt dat aan eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op 26 juni 2024, om 18:15 uur, en hij op 27 juni 2024, om 15:55 uur, is opgehaald door DV&O. [6] De conclusie is dus dat de overbrenging naar het detentiecentrum binnen de 24 klokuren heeft plaatsgevonden.
Lichter middel
6. Verder voert eiser aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel, zoals een meldplicht. Hij heeft geen lang strafblad en is niet eerder in bewaring gesteld. Verder heeft hij nimmer gezegd dat hij niet terug wil, zodat hij in de gelegenheid had moeten worden gesteld om zelfstandig zijn vertrek te organiseren.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kan worden toegepast. Uit de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, volgt een risico op onttrekking aan het toezicht. Verder heeft eiser tijdens het gehoor voorafgaand aan de oplegging van de maatregel van bewaring meermaals verklaard dat hij niet terug wil naar Ghana en in Nederland wil blijven. [7] Ter zitting heeft eiser nogmaals aangegeven dat hij niet terug wil naar Ghana vanwege het gevaar daar en dat hij in Nederland wil blijven om hier een bestaan op te bouwen. Verweerder heeft daarnaast voldoende gemotiveerd dat evenmin is gebleken van omstandigheden die detentie voor eiser onredelijk bezwarend maken.
Ambtshalve toets
8. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 12 juli 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.ABRvS 28 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2181.
6.Dienst Vervoer & Ondersteuning.
7.Proces-verbaal van gehoor van 26 juni 2024, p. 2 en 3 van 4.