ECLI:NL:RBDHA:2024:11027

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
NL24.13062
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Iraakse homoseksueel en de beoordeling van geloofwaardigheid door de overheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraakse eiser die homoseksueel is en problemen ondervindt in Irak. De eiser had op 19 november 2021 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij vanwege zijn homoseksuele geaardheid en het verlaten van de islam in Irak niet veilig is. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag afgewezen, omdat de gestelde homoseksuele geaardheid en de problemen die daaruit voortvloeien niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard en het besluit van de minister vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had onderbouwd waarom de verklaringen van de eiser ongeloofwaardig waren, met name met betrekking tot zijn homoseksuele geaardheid en de gevolgen daarvan in Irak. De rechtbank benadrukte dat de minister niet had onderzocht of de eiser bij terugkeer naar Irak problemen zou ondervinden met zijn familie of sociale omgeving vanwege zijn afvalligheid van de islam. De rechtbank heeft de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de beroepsgronden van de eiser met betrekking tot een reguliere verblijfsvergunning in overweging moeten worden genomen. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.750.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13062

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verweerder
,
(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 27 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juni 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verder was ter zitting aanwezig [naam 1] (neef van eiser). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1992 en de Iraakse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 19 november 2021 opnieuw een asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en hierdoor problemen heeft in Irak. Verder heeft hij de islam verlaten.
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Daarbij volgt verweerder eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. De gestelde homoseksuele geaardheid wordt niet geloofwaardig geacht. Ook de gestelde problemen die eiser zou hebben vanwege zijn homoseksuele geaardheid worden niet geloofwaardig geacht. Wel wordt eiser gevolgd in zijn stelling dat hij de islam heeft verlaten en afvallig is. Dit kan echter niet leiden tot verlening van een verblijfsvergunning asiel, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij hierdoor te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. [2] Ook is niet aannemelijk geacht dat eiser bij terugkeer in de negatieve belangstelling zal komen te staan van de autoriteiten of bevolking.
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte de gestelde homoseksuele geaardheid en de problemen die hieruit voortvloeien ongeloofwaardig heeft geacht. Hij heeft voldoende uitleg gegeven over de tegenwerpingen ten aanzien van zijn sociale-mediagebruik. Verder heeft hij met voldoende diepgang verklaard over zijn geaardheid en is geen sprake van tegenstrijdigheden in die verklaringen. Hij heeft voldoende inzicht gegeven in zijn geaardheid, de uiting hiervan en welke problemen hij daarmee heeft ondervonden. Ook dient eiser in het verlengde daarvan beschouwd te worden als afvallige. Eiser is vanwege deze levensstijl niet veilig in Irak. Tot slot heeft verweerder in het kader van artikel 8 van het EVRM [3] nagelaten hem een verblijfsvergunning regulier te verlenen en is ten onrechte een terugkeerbesluit aan hem uitgevaardigd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Homoseksuele geaardheid en de problemen die daaruit voortvloeien
4. Verweerder heeft in het voornemen en het bestreden besluit gemotiveerd uiteengezet dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn sociale-mediagebruik. Zo verklaart eiser eerst dat hij geen sociale media gebruikt [4] , waarna eiser verklaart dat hij wel een account heeft op Instagram en een account had op Facebook. [5] Eiser verklaart daarna weer dat hij niet actief is op sociale-media. [6] Bij de beoordeling van asielaanvragen vindt een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling plaats. Dit uitgangspunt is bevestigd in de Werkinstructie 2019/17 voor de beoordeling van asielaanvragen waarin een LHBTI-motief is aangevoerd, zodat verweerder deze tegenstrijdigheden aan eiser mag tegenwerpen, zeker nu deze relevant zijn voor de activiteiten die hierop plaatsvinden. Verweerder heeft namelijk aan eiser tegengeworpen dat een Facebook-account op zijn naam is gevonden en dit account veel kenmerken heeft die overeenkomen met eisers kenmerken. Dit account volgt verder een pagina waarop voornamelijk hetero koppels en blote vrouwen te zien zijn. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat dit niet zijn account betreft, zodat verweerder dit terecht aan eiser heeft tegengeworpen.
5. Verder houdt verweerder met het toepassen van de Werkinstructie 2019/17 rekening met het referentiekader van de vreemdeling met een LHBTI-motief. De rechtbank leidt uit de vraagstelling aan eiser tijdens de gehoren af dat verweerder er bij de aanvraag van uit is gegaan dat eiser afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit niet bespreekbaar is en is voldoende rekening gehouden met de persoon en achtergrond van eiser. Verweerder mocht niettemin van eiser verlangen dat hij kan uitleggen hoe hij tot de realisatie kwam dat hij homoseksueel is, wat het met hem deed en hoe hij daarmee is omgegaan. Eiser is hiertoe voldoende in de gelegenheid gesteld. Zo is hem gevraagd naar het eerste moment toen hij gevoelens ontwikkelde voor mannen. [7] Verder is hem gevraagd hoe hij erachter is gekomen dat hij homoseksueel is, hoe dit voor hem was en hoe het voor hem was in een land waar homoseksualiteit over het algemeen niet geaccepteerd is. [8] Eiser verklaart slechts dat hij de seks met mannen heel prettig vond en zijn gevoelens meer naar mannen gaan dan naar vrouwen. Eiser slaagt er niet in om uit te leggen wat deze gevoelens inhouden, zodat verweerder terecht stelt dat eisers verklaringen onvoldoende inzicht bieden in zijn homoseksuele geaardheid en deze ook niet persoonlijk heeft weten te maken.
6. Verweerder heeft verder gemotiveerd uiteengezet dat eiser tegenstrijdig verklaart over zijn gestelde relatie met [naam 2] en dat hij deze relatie verder niet inzichtelijk maakt. Zo weet eiser slechts te verklaren dat hij regelmatig seks met hem had, dit leuk vond en dit eerst voor geld deed en daarna gevoelens kreeg. [9] Van eiser mag verwacht worden dat hij zijn relatie met de [naam 2] concreet en persoonlijk kan maken, zeker nu hij stelt gedurende ongeveer vijf jaar een relatie met hem gehad te hebben. Verder zijn de verklaringen over de vraag of hij zijn gevoel en de relatie met de [naam 2] besprak tegenstrijdig.
7. Eiser heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege zijn gestelde homoseksuele geaardheid problemen zal ondervinden in Irak. Verweerder heeft gemotiveerd dat eisers verklaringen op dit punt onpersoonlijk zijn en gebaseerd zijn op aannames. Eiser verklaart dat hij Irak heeft verlaten toen zijn vader erachter kwam dat hij een (seks)relatie had met [naam 2]. Echter heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat zijn vader op de hoogte is hiervan. De verklaring dat eiser zijn vader met iemand uit het dorp heeft zien praten en zijn vader hierna flauw is gevallen [10] , is daarvoor onvoldoende. Eiser heeft zijn vader en anderen uit Irak na zijn vertrek niet meer gesproken [11] , zodat dit slechts is gebaseerd op een aanname.
8. Gelet op deze gemotiveerde tegenwerpingen heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de gestelde homoseksuele geaardheid en de problemen die hieruit voortvloeien ongeloofwaardig zijn.
Afvalligheid
9. Niet in geschil is dat eiser de islam heeft verlaten en afvallig is. Dat betekent dat de rechtbank aanneemt dat eiser niet dient te worden aangemerkt als niet-praktiserende moslim. Onder een niet-praktiserende moslim verstaat de rechtbank namelijk een moslim die zijn religie niet praktiseert, maar wel gelovig blijft. Eiser verklaart dat hij sinds 2015 geen geloof meer heeft en religie vanaf dat moment geen rol meer speelt in zijn leven. [12] Hij verklaart verder dat hij afstand heeft genomen van de islam [13] , zodat van zijn afvalligheid dient te worden uit te gaan.
10. Verweerder heeft in het bestreden besluit verwezen naar het AAB [14] Irak van 2023. Hieruit blijkt dat in Irak bij de huidige generatie jongeren in toenemende mate secularisering is waar te nemen. Volgens een bron liepen moslims die de islam niet praktiseren geen veiligheidsrisico’s. [15]
11. De rechtbank stelt vast dat deze passages zien op niet-praktiserende moslims en om die reden niet van toepassing zijn op eiser.
12. Eiser heeft bij zijn zienswijze, waar in beroep nogmaals naar is verwezen, een brief van 8 januari 2024 van VWN [16] overgelegd waarin is verwezen naar verschillende rapporten, waaruit een beeld naar voren komt over de positie van afvalligen. Hieruit blijkt onder meer dat bij personen die als afvalligen worden beschouwd in het algemeen sprake is van een gegronde vrees voor vervolging. Bij deze risicobeoordeling moet rekening worden gehouden met de religieuze of niet-religieuze praktijken die men uitvoert, waarbij ook factoren als de thuisregio, familie en etnische achtergrond, en gender in acht moeten worden genomen. In het AAB Irak van 2023 wordt hier verder geen vermelding van gedaan.
13. Hoewel eiser heeft verklaard dat hij bij terugkeer naar Irak nooit openlijk zou zeggen dat hij afstand heeft genomen van de islam, heeft hij ook verklaard dat hij vanwege zijn leefwijze persoonlijke problemen heeft ondervonden met zijn directe familie. [17] Dat is door verweerder niet betwist. Verweerder heeft dan ook ten onrechte deze verklaring niet beoordeeld in het licht van de informatie die eiser bij zijn zienswijze heeft overgelegd. Eiser heeft verder ter zitting aangegeven dat niet van hem kan worden verwacht om zijn afvalligheid verborgen te houden. Uit het bestreden besluit valt niet af te leiden dat verweerder heeft onderzocht of eiser bij terugkeer naar Irak problemen zal ondervinden met zijn familie of sociale omgeving vanwege zijn afvalligheid en leefwijze terwijl afvalligen volgens de informatie die eiser heeft overgelegd juist vanuit die hoek problemen kunnen ondervinden. Verweerder heeft dan ook onvoldoende acht geslagen op de stukken die eiser in zijn zienswijze naar voren heeft gebracht en de verklaringen die hij ten aanzien van zijn afvalligheid heeft afgelegd.
Conclusie
14. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. [18] Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Gelet hierop dient verweerder bij het nemen van een nieuw besluit ook eisers beroepsgronden ten aanzien van de verblijfsvergunning regulier te betrekken, zodat de rechtbank niet toekomt aan de beoordeling hiervan.
15. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Bpb [19] voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.750 (bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op eisers asielaanvraag met inachtneming van deze uitspraak; en
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750 (zeventienhonderdvijftig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 16 juli 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
3.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Proces-verbaal van verhoor van 5 april 2021, p. 2 van 3.
5.Rapport nader gehoor van 6 april 2023, p. 4 van 21.
6.Rapport aanvullend gehoor van 13 april 2023, p. 14 van 21.
7.Verslag aanvullend gehoor van 13 april 2023, p. 6 van 21.
8.Verslag aanvullend gehoor van 13 april 2023, p. 7 van 21.
9.Verslag aanvullend gehoor van 13 april 2023, p. 6, 7 en 10 van 21.
10.Verslag nader gehoor van 6 april 2023, p. 8, 15 en 16 van 21.
11.Verslag nader gehoor van 6 april 2023, p. 18 van 21.
12.Verslag nader gehoor van 6 april 2023, p. 11 van 21.
13.Verslag aanvullend gehoor van 13 april 2023, p. 17 en 18 van 21.
14.Algemeen Ambtsbericht.
15.AAB Irak 2023, p. 58.
16.VluchtelingenWerk Nederland.
17.Verslag nader gehoor van 6 april 2023, p. 9 van 21.
18.Algemene wet bestuursrecht.
19.Besluit proceskosten bestuursrecht.