In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. D.S. Harhangi-Asarfi, en verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. M.A. Bakker. De zaak betreft een geschil over de beëindiging van een Ziektewetuitkering (ZW) die door verweerder was vastgesteld op 25 april 2022. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van verweerder, maar dit bezwaar werd aanvankelijk ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en een verzekeringsarts als deskundige benoemd. Na ontvangst van het rapport van het deskundigenonderzoek op 28 februari 2024, heeft verweerder op 15 mei 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van eiser gegrond werd verklaard en de Ziektewetuitkering per 26 mei 2022 werd voortgezet. Eiser heeft daarop zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen, waarbij de kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 1.312,50. Daarnaast zijn de kosten voor de inschakeling van een medisch adviseur beoordeeld, waarbij de rechtbank oordeelde dat de factuur niet geheel voor vergoeding in aanmerking kwam. Uiteindelijk is het totaalbedrag aan proceskosten vastgesteld op € 2.867,05, inclusief het te vergoeden griffierecht van € 50,-. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.