ECLI:NL:RBDHA:2024:11101
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake Wazo-uitkering en dagloonberekening voor zelfstandige ondernemer
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 juli 2024, wordt de zaak behandeld van eiseres, een zelfstandig ondernemer, die een Wazo-uitkering heeft aangevraagd. Eiseres heeft een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo) ontvangen van 5 november 2022 tot 25 maart 2023, maar is ontevreden over de hoogte van het dagloon dat is vastgesteld op € 4,14. Dit bedrag is berekend op basis van een referteperiode van 1 januari 2022 tot en met 4 november 2022, waarin eiseres 225 gewerkte dagen heeft gehad. Eiseres stelt dat het onderscheid dat verweerder maakt tussen startende en gevestigde ondernemers onterecht is en dat haar uitkering op het minimumloon zou moeten worden vastgesteld.
De rechtbank heeft de zaak op 28 november 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de wetgeving dwingend is en dat er geen ruimte is om van de berekeningen af te wijken. Eiseres heeft aangevoerd dat de zwangerschap enkele maanden later had kunnen plaatsvinden, wat invloed had kunnen hebben op haar uitkering. De rechtbank constateert echter dat verweerder niet adequaat heeft gereageerd op de mogelijkheid om een andere referteperiode aan te nemen, wat leidt tot een motiveringsgebrek in het bestreden besluit.
De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om het geconstateerde gebrek te herstellen en stelt termijnen vast voor het herstel. De verdere beslissing wordt aangehouden in afwachting van de reactie van verweerder. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.