ECLI:NL:RBDHA:2024:11123
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verrekening van terugvordering en herziening van besluiten in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft eiseres op 1 juni 2022 een verzoek tot herziening van een terugvordering ingediend bij de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Dit verzoek was gericht op de verrekening zoals weergegeven in de uitkeringsspecificaties van 6 en 16 september 2019. Het primaire besluit van 14 oktober 2022 wees het verzoek af, en na heroverweging bleef het bestreden besluit van 5 juni 2023 in stand. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 19 juni 2024 ter zitting is behandeld. Tijdens de zitting heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde en haar echtgenoot, haar bezwaren tegen de verrekening van € 4.551,11 uiteengezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende concrete gronden heeft aangedragen om de verrekening te betwisten. De rechtbank oordeelt dat de klachten van eiseres niet betrekking hebben op het bestreden besluit en dat het beroep ongegrond is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder en is openbaar uitgesproken op 27 juni 2024.