ECLI:NL:RBDHA:2024:11123

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
SGR 23/5111
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van terugvordering en herziening van besluiten in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft eiseres op 1 juni 2022 een verzoek tot herziening van een terugvordering ingediend bij de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Dit verzoek was gericht op de verrekening zoals weergegeven in de uitkeringsspecificaties van 6 en 16 september 2019. Het primaire besluit van 14 oktober 2022 wees het verzoek af, en na heroverweging bleef het bestreden besluit van 5 juni 2023 in stand. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 19 juni 2024 ter zitting is behandeld. Tijdens de zitting heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde en haar echtgenoot, haar bezwaren tegen de verrekening van € 4.551,11 uiteengezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende concrete gronden heeft aangedragen om de verrekening te betwisten. De rechtbank oordeelt dat de klachten van eiseres niet betrekking hebben op het bestreden besluit en dat het beroep ongegrond is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder en is openbaar uitgesproken op 27 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5111

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

gemachtigde: mr. M.S. Nizamoeddin,
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,verweerder
gemachtigde: mr. G.M. Folkers-Hooijmans.

Procesverloop

Eiseres heeft op 1 juni 2022 een brief gestuurd naar verweerder, onder meer houdende het verzoek tot herziening van de terugvordering (kennelijk: verrekening) zoals weergegeven in de uitkeringsspecificaties van 6 september 2019 en 16 september 2019.
Met het besluit van 14 oktober 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres afgewezen.
Met het besluit van 5 juni 2023 (het bestreden besluit) is verweerder na heroverweging in bezwaar bij dat besluit gebleven.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2024 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen: eiseres met haar echtgenoot, de gemachtigde van eiseres, en namens verweerder mr G.M. Folkers-Hooijmans.

Beoordeling

1. De rechtbank begrijpt, gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting,
dat eiseres zich niet kan verenigen met de verrekening zoals die is gespecificeerd in de specificaties van 6 september 2019 en 16 september 2019. Het gaat dan, zoals ter zitting bevestigd, om een bedrag van € 4.551,11. Verweerder acht deze verrekening juist en verwijst in dit verband naar de bestreden beslissing waar de financiële gang van zaken is weergegeven. In dit licht is het verzoek om herziening van de verrekening kennelijk afgewezen.
2. De rechtbank begrijpt ook uit de initiële brief van eiseres van 1 juni 2022, de daaropvolgende gedingstukken van eiseres, en het verhandelde ter zitting, dat eiseres van mening is dat zij onvoldoende informatie heeft om de door verweerder gestelde financiële gang van zaken op ordentelijke wijze te beoordelen en te bestrijden. In dit verband verwijst de rechtbank naar het beroep, randnummers 6 en 8, waarin eiseres betoogt dat zij heeft verzocht om een heldere uitleg wat de feitelijke grondslag is van de verrekeningen en dat verweerder vervolgens ten onrechte heeft nagelaten een gerechtvaardigde toelichting te geven op de onduidelijke verrekeningen.
3. De rechtbank overweegt, zoals ter zitting besproken, dat hoewel het haar duidelijk is dat eiseres een verrekening ter hoogte van € 4.511,11 bestrijdt, het de rechtbank onduidelijk is gebleven op welke grond eiseres deze verrekening onjuist acht. De stelling van eiseres dat zij om de gronden nader te kunnen adstrueren nu juist om heldere uitleg en een gerechtvaardigde toelichting op de onduidelijke verrekening heeft verzocht, maakt dit niet anders. Immers, het is aan eiseres om haar beroep met op de zaak toegespitste gronden te onderbouwen. Het beroep van eiseres strandt derhalve reeds op het gegeven dat de gronden van het beroep onvoldoende concreet zijn.
4. De rechtbank overweegt dat het beroepschrift voor het overige diverse klachten en vragen bevat. De rechtbank is van oordeel dat deze klachten niet zien op het bestreden besluit, te weten de afwijzing van de herziening. De rechtbank laat deze klachten en vragen daar.
5. De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot het oordeel dat de beroepsgronden niet tot vernietiging van het bestreden besluit kunnen voeren.
6. Het beroep is ongegrond. Geen aanleiding bestaat voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.R. Veili, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.