ECLI:NL:RBDHA:2024:11128
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging Ziektewetuitkering en geschiktheid voor eigen werk
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 31 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een schoonmaakster, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een Ziektewet (ZW) uitkering ontvangen, maar deze werd per 15 juni 2023 beëindigd omdat zij geschikt werd geacht voor haar eigen werk. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het UWV ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak op 14 mei 2024 behandeld. Eiseres stelde dat haar gezondheidsproblemen, waaronder artrose en een hernia, niet voldoende waren meegewogen in de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zijn besluiten heeft gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen, die zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling van eiseres adequaat was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusie dat zij per 15 juni 2023 weer in staat was haar eigen werk te verrichten.
De rechtbank heeft ook aanvullende medische stukken van eiseres in overweging genomen, maar oordeelde dat deze informatie niet relevant was voor de beoordeling van de situatie op de datum in geding. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had besloten dat eiseres geen recht meer had op een ZW-uitkering en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.