ECLI:NL:RBDHA:2024:11137
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. C. de Vries, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. B.M. de Wolff. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering, die door verweerder was vastgesteld op basis van een medische beoordeling. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde functies voor eiseres geschikt bleven, ondanks haar klachten. Eiseres had zich ziekgemeld op 20 juli 2021 en ontving een ZW-uitkering, die op 23 september 2022 werd beëindigd na een Eerstejaars ZW-beoordeling. Eiseres voerde aan dat de medische beoordeling onzorgvuldig was en dat de geduide functies niet geschikt waren vanwege haar beperkte beheersing van de Nederlandse taal en het vereiste opleidingsniveau. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts voldoende informatie had verzameld en dat de medische rapportages adequaat waren. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de geschiktheid van de resterende functies en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.