ECLI:NL:RBDHA:2024:1116

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
NL24.684
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser wegens kennelijk ongegronde gronden en onvoldoende bewijs van risico op ernstige schade bij terugkeer

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2024, wordt het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 1999, diende op 12 december 2023 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 8 januari 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 25 januari 2024, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig is, maar eiser en zijn gemachtigde afwezig zijn.

De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko voor hem persoonlijk niet veilig is. Eiser voert aan dat hij vreest voor de militaire dienstplicht en dat hij in Marokko geen toekomst heeft door financiële en medische omstandigheden. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser over de militaire dienstplicht niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, aangezien eiser tijdens het gehoor geen melding heeft gemaakt van een oproep voor de militaire dienst.

De rechtbank wijst erop dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag afgewezen en een terugkeerbesluit uitgevaardigd, waarbij eiser een inreisverbod van twee jaar is opgelegd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.684

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J.P.M Wuite).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [datum] 1999. Hij heeft op 12 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 8 januari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 25 januari 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [1] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser en de gemachtigde waren met kennisgeving afwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep van eiser ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is laaggeschoold en heeft in Marokko geen perspectief op een baan of een betere toekomst. Daar komt nog bij dat zijn beide ouders ziek zijn. Eiser is het oudste kind en moest zorg dragen voor zijn broertjes en zusjes. Een van zijn broertjes is ook ziek geworden en heeft medicatie nodig. De aanleiding om Marokko te verlaten komt voor eiser neer op een samenloop van (financiële en medische) omstandigheden.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris het volgende relevante element: Identiteit, nationaliteit en herkomst.
De staatssecretaris heeft in het voornemen overwogen dat eiser enkel economische motieven heeft aangevoerd, en dat het relaas geen raakvlakken heeft met het Vluchtelingenverdrag, dan wel artikel 3 EVRM. De verklaringen die eiser heeft afgelegd over de financiële en medische omstandigheden die een rol hebben gespeeld bij zijn vertrek, heeft de staatssecretaris als niet relevant voor de beoordeling van de asielaanvraag aangemerkt en daarom niet inhoudelijk getoetst. Wel is getoetst aan de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser. De staatssecretaris heeft dit relevante element als geloofwaardig beoordeeld en overwogen dat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst. Volgens de staatssecretaris is niet gebleken dat Marokko voor eiser persoonlijk niet veilig is, of dat hij onder een uitzonderingscategorie valt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer een risico loopt op ernstige schade.
De correcties en aanvullingen op het nader gehoor en de zienswijze over de militaire dienstplicht heeft de staatssecretaris niet geloofwaardig geacht. De staatssecretaris stelt in het bestreden besluit dat eiser in het gehoor op geen enkel moment heeft aangegeven dat hij de militaire dienstplicht zou hebben geweigerd of een oproeping heeft gekregen en dat hij bij terugkeer om die reden zal worden opgepakt. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag afgewezen, een terugkeerbesluit uitgevaardigd en daarnaast een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Gronden
6. Eiser voert aan dat hij tijdens het gehoor kenbaar heeft gemaakt aan de tolk dat hij in Marokko vreest voor de dienstplicht. De tolk heeft dit niet vertaald aan de hoormedewerker, waardoor het asielrelaas niet goed uit de verf is gekomen. Bij het opstellen van de correcties en aanvullingen heeft eiser aan zijn gemachtigde verteld dat hij vreest voor de militaire dienstplicht. Het weigeren van de dienstplicht is in Marokko strafbaar gesteld en eiser loopt het risico om gevangengenomen te worden. De gemachtigde heeft erop gewezen dat dit punt niet duidelijk uit het gehoor blijkt, en heeft hiervan melding gemaakt bij de correcties en aanvullingen. Toen de gemachtigde de correcties en aanvullingen indiende, is gebleken dat verweerder al een voornemen had uitgebracht. Volgens eiser had de dienstplicht ook betrokken moeten worden bij het terugkeerbesluit. Gezien zijn dienstweigering en de straf die daarop staat, betoogt eiser dat hij bij terugkeer risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM. Daarnaast betoogt eiser dat hij mogelijk lijdt aan medische klachten, waardoor zijn asielrelaas niet goed uit de verf is gekomen.
Oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank stelt voorop dat Marokko in het algemeen geldt als een veilig land van herkomst. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit voor hem persoonlijk niet geldt. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daarin niet geslaagd. Dit wordt als volgt toegelicht.
7.1.
Eiser heeft in de correcties en aanvullingen aangegeven dat een deel van zijn asielrelaas over de militaire dienstplicht niet goed uit de verf is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris de stellingen van eiser over de militaire dienstplicht niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar p.6 van het verslag aanmeldgehoor, dat aan eiser is gevraagd
: Hebt u ooit in een leger of militie gediend?Eiser antwoordt daarop:
‘Nee. Ik heb nooit de militaire dienst gedaan of een uitnodiging gekregen’.Dat eiser in de correcties en aanvullingen stelt dat dit aspect in het gehoor niet goed uit de verf zou zijn gekomen, is daarom bevreemdend te noemen. De rechtbank overweegt daarnaast dat eiser tijdens het gehoor meermaals is gevraagd naar de redenen dat hij Marokko heeft verlaten. Eiser noemt in dat verband in eerste instantie zijn schuldeisers (p. 8). Op de vraag waarom eiser, los van zijn schulden, Marokko wilde verlaten (p. 9), antwoordt hij:
“Armoede, zware economische omstandigheden, zieke moeder, dode vader, ziek broertje.”Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser gedurende het gehoor voldoende kansen gehad om aan te geven dat hij in Marokko zou hebben te vrezen voor de gevolgen van het weigeren van de dienstplicht.
In de correcties en aanvullingen is aangegeven dat eiser zijn oproep voor de militaire dienst thuis in Marokko heeft laten liggen, en hij via zijn moeder een kopie van deze brief zou overleggen. Dit document, evenals ander bewijs om het betoog over de militaire dienstplicht mee te staven, is zowel tijdens de besluitvormende fase als in beroep niet overgelegd.
Nu eiser niets over militaire dienst heeft verklaard tijdens het gehoor, zelf heeft aangegeven nooit een uitnodiging voor militaire dienst te hebben ontvangen, en zijn stellingen bovendien niet nader heeft onderbouwd met bewijsstukken, gaat de rechtbank voorbij aan het betoog van eiser.
7.2.
Voor zover eiser heeft aangevoerd dat de tolk tijdens het gehoor zijn opmerkingen over de dienstplicht niet (volledig) zou hebben vertaald, is de rechtbank met de staatssecretaris van oordeel dat het onvoorstelbaar is dat eiser en de tolk (langdurig) over de militaire dienstplicht gesproken zouden hebben, zonder dat de tolk dat zou vertalen aan de hoormedewerker. De staatssecretaris heeft terecht verwezen naar de Werkinstructie 2020/5 (Samen)werken met een tolk en de Gedragscode Tolken IND. Daaruit volgt onder meer dat een tolk niet mag samenvatten en alles wat naar voren is gebracht waarheidsgetrouw moet vertalen. Het verslag van het gehoor biedt geen aanknopingspunten voor enige miscommunicatie tussen eiser en de tolk. De rechtbank wijst er in dit verband voorts op dat eiser is gehoord door een registertolk. Eveneens is de rechtbank met de staatssecretaris van oordeel dat het onvoorstelbaar is dat de hoormedewerker geen navraag zou doen indien eiser en de tolk langdurig met elkaar in gesprek zouden zijn zonder dat dit vertaald zou worden. De stellingen van eiser op dit punt worden dan ook niet gevolgd.
7.3.
Nu de staatssecretaris de verklaringen van eiser over de militaire dienstplicht niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, bestond er voor de staatssecretaris geen aanleiding om bij het opleggen van het terugkeerbesluit te onderzoeken of eiser bij terugkeer vanwege de militaire dienstplicht in een situatie terechtkomt die strijdig is met artikel 3 van het EVRM. Ter zitting heeft de staatssecretaris terecht gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een risico loopt op ernstige schade.
8. Hetgeen eiser voor het overige nog heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hij krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaak NL24.685