ECLI:NL:RBDHA:2024:1117
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling asielaanvraag van een Somalische statushouder met betrekking tot de situatie in Italië
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser, een Somalische statushouder, tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 18 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 9 januari 2023 niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij al een tijdelijke verblijfsvergunning asiel in Italië had gekregen. De rechtbank heeft op 25 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van de staatssecretaris aanwezig waren.
Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte is uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat de situatie voor statushouders in Italië vergelijkbaar is met die in Griekenland. Hij stelt dat hij in Italië geen medische zorg heeft ontvangen voor zijn verwondingen en dat hij geen hulp heeft gehad bij het vinden van werk en onderdak. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de asielaanvraag ongegrond is, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Italië in een situatie terechtkomt die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU Handvest.
De rechtbank benadrukt dat, hoewel de omstandigheden voor statushouders in Italië moeilijk kunnen zijn, dit niet automatisch betekent dat er sprake is van een schending van de mensenrechten. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de Italiaanse autoriteiten onverschillig zijn ten opzichte van zijn situatie. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep van eiser ongegrond is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en de uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.