In deze zaak hebben eisers, allen van Eritrese nationaliteit, op 22 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinslid bij een referent in Nederland te verblijven. De minister van Asiel en Migratie heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eisers op 2 november 2023. Vervolgens hebben zij op 5 april 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen verweerschrift heeft ingediend en dat het beroep kennelijk gegrond is. Hierdoor heeft de rechtbank besloten om zonder zitting uitspraak te doen, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister binnen 90 dagen na de aanvraag had moeten beslissen, maar deze termijn was verstreken. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eisers. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, aangezien meer dan 42 dagen zijn verstreken na de relevante datum. Daarnaast zijn de proceskosten van eisers vastgesteld op € 437,50, en is het verzoek om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen.
De rechtbank heeft de minister in de proceskosten veroordeeld en de uitspraak is openbaar gemaakt. Eisers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.