In deze zaak hebben eisers, allen van Syrische nationaliteit, op 16 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinslid bij hun referent in Nederland te verblijven. De minister van Asiel en Migratie heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eisers op 15 maart 2024. Vervolgens hebben zij op 11 april 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen verweerschrift heeft ingediend en dat het beroep kennelijk gegrond is. Hierdoor heeft de rechtbank besloten om zonder zitting uitspraak te doen, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag, die op 15 september 2023 was, had moeten beslissen. De termijn was verstreken op 14 maart 2024. Aangezien de minister geen besluit heeft genomen, heeft de rechtbank bepaald dat de minister dit alsnog moet doen binnen acht weken na de uitspraak. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Daarnaast zijn de proceskosten van eisers vastgesteld op € 437,50, en is het verzoek om vrijstelling van het griffierecht definitief toegewezen.
De rechtbank heeft in haar beslissing het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, en de minister opgedragen om binnen de gestelde termijn alsnog een besluit bekend te maken. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.