In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Albanese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser, geboren in 1978, diende op 4 december 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 10 januari 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 25 januari 2024 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde afwezig waren. De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag is afgewezen omdat de eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst, en dat de staatssecretaris terecht een inreisverbod voor twee jaar heeft opgelegd. De rechtbank oordeelt dat het belang van de eiser om in de EU te werken en familie te bezoeken niet opweegt tegen de noodzaak van de staatssecretaris om een juridische maatregel op te leggen. De eiser betwist de afwijzing en stelt dat het inreisverbod onevenredig is, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de persoonlijke omstandigheden van de eiser voldoende heeft meegewogen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe.