In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de zorgregeling en de verdeling van vakanties en feestdagen tussen de ouders van een minderjarig kind. De vader had verzocht om aanpassing van de bestaande zorgregeling, die was vastgesteld in een eerdere beschikking van 22 februari 2023. Hij stelde dat er gewijzigde omstandigheden waren, omdat de moeder zich niet altijd aan de zorgregeling hield en hij meer tijd met het kind wilde doorbrengen. De moeder betwistte deze stellingen en voerde aan dat zij zich wel aan de afspraken hield en dat de vader zijn verzoek niet voldoende had onderbouwd.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van gewijzigde omstandigheden die een wijziging van de zorgregeling rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wijziging van de zorgregeling en de verdeling van vakanties en feestdagen. Daarnaast werd het verzoek van de vader om een dwangsom op te leggen aan de moeder afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de moeder de bestaande afspraken niet nakwam. De rechtbank heeft wel een informatieregeling goedgekeurd, waarbij de moeder de vader maandelijks per e-mail zal informeren over het welzijn en de ontwikkelingen van het kind op het gebied van onderwijs.
De beslissing benadrukt het belang van rust en regelmaat voor het kind en de noodzaak voor ouders om zich aan afspraken te houden. De rechtbank heeft de vader erop gewezen dat hij ook aandacht kan besteden aan de leesvaardigheid van het kind tijdens de tijd die zij samen doorbrengen.