ECLI:NL:RBDHA:2024:11280

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
C/09/616418 / FA RK 21-5434
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek gezamenlijk gezag in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2024 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure betreffende het gezamenlijk gezag over de minderjarigen van de ouders. Het verzoek is ingediend door de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. H.P. Schouten, en de moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B.S. van Haeften. De rechtbank heeft de ouders eerder doorverwezen naar een ouderschapsbemiddelingstraject, maar dit is niet van de grond gekomen. De vader heeft aangegeven dat hij niet verder wilde met het traject vanwege de lange wachttijd, terwijl de moeder niet openstond voor mediation omdat zij eerder negatieve ervaringen had.

De rechtbank heeft de situatie van de ouders beoordeeld, waarbij de communicatie tussen hen als problematisch werd ervaren. Desondanks concludeert de rechtbank dat er geen onoverkomelijke obstakels zijn voor gezamenlijk gezag. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geen contra-indicaties gevonden en heeft aangegeven dat de ouders in staat zijn om praktische afspraken te maken. De rechtbank heeft ook de belangen van de kinderen in overweging genomen, waarbij is vastgesteld dat [kind 3] het belangrijk vindt dat zijn vader ook inspraak heeft in zijn leven.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten het verzoek van de vader toe te wijzen, waardoor hij samen met de moeder belast zal zijn met het gezag over de kinderen. De rechtbank heeft beide ouders aangespoord om hun communicatie te verbeteren, in het belang van de kinderen. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de aard van de procedure. De beschikking is uitgesproken ter openbare zitting en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-5434
Zaaknummer: C/09/616418
Datum beschikking: 27 juni 2024

Gezag

Beschikking op het op 20 juli 2021 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H.P. Schouten in 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende in [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. B.S. van Haeften in 's-Gravenhage.

Procedure

Bij beschikking van 27 november 2023 en herstelbeschikking van 15 januari 2024 van deze rechtbank – voor zover hier van belang –:
  • is bepaald dat [kind 1] en [kind 2] één keer in de veertien dagen van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vader zijn;
  • is bepaald dat [kind 3] iedere dinsdag uit school tot 20.00 uur, in de eerste en derde week het weekend, en in de vierde week van vrijdag uit school tot zondag 10.00 uur bij de vader zal zijn;
  • is bepaald dat de vakantie- en feestdagenregeling geldt zoals genoemd in punt 46 van het verweerschrift van de moeder, waarbij de vakanties beginnen op de dag dat de kinderen vrij van school zijn en eindigen op de maandag dat de kinderen weer naar school gaan en waarbij in een meerweekse vakantie wordt gewisseld op zondag om 17:00u;
  • zijn de ouders doorverwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
  • is iedere verdere beslissing ten aanzien van het gezag en de proceskosten aangehouden.
De rechtbank heeft opnieuw kennis genomen van de stukken, waaronder nu ook:
  • de brief van 11 januari 2024, met bijlage, van de zijde van de vader;
  • het F9-formulier van 24 januari 2024 van de zijde van de moeder;
  • de brief van 16 januari 2024 van de zijde van de vader;
  • het F9-formulier van 20 februari 2024, met bijlage, van de zijde van de moeder;
  • het F9-formulier van 6 mei 2024, met bijlage, van de zijde van de vader;
  • het F9-formulier van 13 mei 2024, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
  • het F9-formulier van 14 mei 2024, met bijlagen, van de zijde van de vader.
Op 16 mei 2024 is de mondelinge behandeling voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de vader, bijgestaan door mr. D.A. IJpelaar (waarnemend voor mr. H.P. Schouten), en de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al wat bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
In de beschikking van 27 november 2023 is de beslissing over het gezag aangehouden in afwachting van het ouderschapsbemiddelingstraject. De ouders zijn hier ondanks het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en de doorverwijzing van de rechtbank niet mee gestart. De vader heeft ervoor gekozen om zijn medewerking te stoppen, nadat hij van het Kenniscentrum Kind en Scheiding had begrepen dat het traject inclusief wachtlijst twee jaar zou kunnen duren. Hij heeft een mediationtraject voorgesteld aan de moeder, omdat dit sneller zou kunnen starten. De moeder wilde dat echter niet, omdat zij al eens zonder succes een mediationtraject hebben gevolgd en dat niet specifiek gericht is op verbetering van de communicatie.
De rechtbank betreurt dat het ouderschapsbemiddelingstraject niet van de grond is gekomen. De rechtbank verwijt dit vooral de vader. Hij zegt dat er een lange wachttijd was, maar uit de Zorgafsluiting van Impegno blijkt dat deze maximaal drie maanden was. Het is tekenend voor de relatie tussen de ouders dat zij allebei iets anders willen en het niet lukt om in het belang van de kinderen te werken aan hun onderlinge communicatie. Omdat duidelijk is gebleken dat een nieuwe verwijzing op dit moment niet aan de orde is en om de ouders duidelijkheid te geven over het gezag, zal de rechtbank daarover nu een beslissing nemen.
Gezag
Volgens de moeder is er nog altijd geen basis voor gezamenlijk gezag. Het is de ouders sinds het uit elkaar gaan niet gelukt om samen afspraken te maken over de kinderen. Er is sprake van een moeizame relatie tussen de moeder en de vader, en ook tussen de moeder en de partner van de vader. De ouders kijken anders aan tegen de opvoeding en verzorging van de kinderen. Onlangs nog wilde de moeder een coach voor [kind 3] inschakelen, waar de vader op tegen was. De moeder verwacht daarom dat gezamenlijk gezag voor problemen zal gaan zorgen. Dit zou ook blijken uit het feit dat de ouders over de afgifte van paspoorten van de kinderen een kort geding moesten voeren.
Volgens de vader is er geen reden om zijn verzoek af te wijzen. De ouders kunnen prima samen gezagsbeslissingen nemen en daarover met elkaar praten. Over het inschakelen van een coach heeft de vader gezegd dat hij er geen voorstander van was en niet dat hij er op tegen was. De vader heeft al jaren omgang met de kinderen, wat goed verloopt, en wil nu ook als volwaardig ouder betrokken worden bij andere zaken die de kinderen aangaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen en dat slechts in uitzonderingsgevallen één ouder met het gezag is belast. In het rapport en advies van de Raad komen geen contra-indicaties naar voren op basis waarvan het verzoek van de vader afgewezen zou moeten worden. Volgens de Raad verloopt de communicatie tussen de ouders niet goed, maar zijn zij wel in staat om met elkaar te overleggen via e-mail en kunnen zij gezamenlijk naar afspraken over de kinderen gaan. Uit de uitvoerig overgelegde correspondentie blijkt ook dat de ouders met elkaar kunnen communiceren en dat het hen daarin lukt om praktische afspraken te maken.
De moeder heeft gewezen op de opmerking van de Raad op pagina 20 van het rapport: dat de kinderen te maken hebben met ouders die het niet lukt om samen afspraken te maken. Deze opmerking leest de rechtbank echter in de context van de zorgen en krachten voor het veilig opgroeien van de kinderen. Die opmerking doet daarom niet af aan het advies van de Raad over het gezag.
Naar het oordeel van de rechtbank is de relatie tussen de ouders dan ook niet dermate verstoord dat zij geen gezagsbeslissingen in het belang van hun kinderen kunnen nemen. Dat de ouders het vaak oneens zijn hoeft daarvoor ook geen belemmering te zijn. De ouders zullen hierover wel het gesprek met elkaar moeten voeren om tot een beslissing te komen in het belang van de kinderen.
De rechtbank betrekt in haar oordeel ook dat [kind 3] heeft aangegeven dat hij het heel belangrijk vindt dat zijn vader ook iets over hem te zeggen heeft.
De conclusie is dat toewijzing van het verzoek van de vader geen onaanvaardbaar risico oplevert dat de kinderen klem of verloren raken, of dat afwijzing van het verzoek van de vader anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is. De rechtbank zal het verzoek van de vader daarom toewijzen en bepalen dat de vader voortaan samen met de moeder belast zal zijn met het gezag over de kinderen.
Hoewel de communicatie tussen de ouders voldoende lijkt voor het nemen van gezagsbeslissingen, wijst de rechtbank beide ouders met klem op het advies van de Raad dat zij het naar elkaar, maar vooral naar de kinderen verplicht zijn om hun samenwerkingsrelatie te verbeteren. Uit het rapport van de Raad blijkt dat alle drie de kinderen last hebben van de wijze waarop de ouders met elkaar omgaan en met elkaar communiceren. Dit geldt het meeste voor [kind 3] . Uit het psychodiagnostisch onderzoeksverslag blijkt dat hij er zo veel last van heeft dat het hem in een loyaliteitsconflict plaatst. De rechtbank spreekt daarom de hoop uit dat de ouders zich alsnog zullen aanmelden voor een ouderschapsbemiddelingstraject.
Proceskosten
Omdat het een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren.

BeslissingDe rechtbank:

*
bepaalt dat voortaan aan de vader en de moeder gezamenlijk het gezag zal toekomen over de minderjarigen:
  • [kind 3] , geboren op [geboortedag 3] 2010 in [geboorteplaats] ;
  • [kind 1] , geboren op [geboortedag 1] 2013 in ’ [geboorteplaats] ;
  • [kind 2] , geboren op [geboortedag 2] 2017 in [geboorteplaats] ;
en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van Hees, kinderrechter, bijgestaan door mr. M.I. Noordegraaf als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juni 2024.