In deze zaak hebben eisers, bestaande uit een Syrische familie, op 17 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als gezinsleden bij de referent in Nederland te verblijven. De minister van Asiel en Migratie heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eisers op 14 februari 2024. Op 1 maart 2024 hebben eisers beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen verweerschrift heeft ingediend en dat het beroep kennelijk gegrond is, waardoor de rechtbank zonder zitting uitspraak doet op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister binnen de wettelijk vastgestelde termijn van 90 dagen had moeten beslissen, maar deze termijn was verstreken. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eisers. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. De proceskosten van eisers zijn vastgesteld op € 437,50, die de minister moet vergoeden.
De uitspraak is gedaan door rechter A.G.D. Overmars en is openbaar gemaakt. Eisers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.