In deze zaak hebben eisers, allen van Syrische nationaliteit, op 20 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinslid bij een referent in Nederland te verblijven. De minister van Asiel en Migratie heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Op 19 februari 2024 hebben eisers de minister in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit. Vervolgens hebben zij op 25 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit heeft overschreden en dat eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eisers. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag waarop de minister in gebreke is gesteld. De rechtbank heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.