In deze zaak hebben eisers, allen van Syrische nationaliteit, op 2 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij hun referent. De minister van Asiel en Migratie heeft op deze aanvraag niet tijdig beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eisers op 7 februari 2024. Op 5 maart 2024 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen verweerschrift heeft ingediend en dat het beroep kennelijk gegrond is. Daarom heeft de rechtbank uitspraak gedaan zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister binnen 90 dagen na de aanvraag een besluit moet nemen, maar deze termijn is verstreken. Eisers hebben rechtsgeldig de minister in gebreke gesteld, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ontvankelijk en gegrond is. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eisers. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, aangezien meer dan 42 dagen zijn verstreken na de relevante datum. Daarnaast zijn de proceskosten van eisers vastgesteld op € 437,50.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.