ECLI:NL:RBDHA:2024:11368

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
NL23.28563
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiseres, van Ugandese nationaliteit, op 16 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de minister van Asiel en Migratie. Op 17 augustus 2023 heeft eiseres de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Vervolgens heeft zij op 11 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij geen zitting nodig achtte en het onderzoek heeft gesloten zonder behandeling op een zitting.

De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Artikel 6:12 van de Awb stelt dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. Eiseres heeft haar asielaanvraag op 16 december 2022 ingediend, en de minister had binnen zes maanden moeten beslissen. De termijn kan met maximaal negen maanden worden verlengd indien er een groot aantal aanvragen is. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is aangevangen op 11 oktober 2023, na de vaststelling van de verantwoordelijkheid van Italië op 10 april 2023.

De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 17 augustus 2023 prematuur is ingediend, waardoor het beroep niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28563

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

geboren op [geboortedatum] ,
van Ugandese nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. M. Pals),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Eiseres heeft op 16 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de minister.
Bij brief van 17 augustus 2023 heeft eiseres de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Eiseres heeft vervolgens op 11 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Eiseres heeft haar asielaanvraag ingediend op 16 december 2022. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden. Op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vw vangt de termijn voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres aan op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.
5. Bij brief van 9 februari 2023 heeft Nederland de autoriteiten van Italië verzocht om eiseres over te nemen op grond van de Dublinverordening. Sinds 10 april 2023 staat de verantwoordelijkheid van Italië vast. De uiterste overdrachtstermijn is verstreken op
10 oktober 2023. Anders dan eiseres betoogt is de rechtbank van oordeel dat de beslistermijn is aangevangen op 11 oktober 2023. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 17 augustus 2023 prematuur is ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
6. Het beroep is, gelet op het voorgaande, niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.