ECLI:NL:RBDHA:2024:11370
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vrijstelling van griffierecht en proceskostenvergoeding in asielzaak
In deze zaak hebben verzoekers, allen van Syrische nationaliteit, op 26 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinsleden bij hun referent in Nederland te verblijven. De minister van Asiel en Migratie heeft op 28 mei 2024 de aanvraag ingewilligd. Na deze beslissing hebben de verzoekers hun beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het verzoek van de verzoekers om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht voorlopig toegewezen. De rechtbank oordeelt dat de verzoekers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling van het griffierecht, en heeft dit verzoek definitief toegewezen. De rechtbank heeft vervolgens, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, vastgesteld op € 437,50. Dit bedrag is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) en houdt rekening met het feit dat de aanvragen van de verzoekers samenhang vertonen, aangezien zij op dezelfde dag zijn ingediend en gezinsleden van elkaar zijn. De rechtbank oordeelt dat de minister slechts éénmaal proceskosten hoeft te vergoeden, ondanks het aantal verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Verzoekers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de bekendmaking van deze uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.