ECLI:NL:RBDHA:2024:11389
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 25 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 24 mei 2024 afgewezen, met het argument dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 11 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde mr. L. Sinoo, en een tolk aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat overdracht aan Spanje onevenredig hard zou zijn. Eiser voerde aan dat hij vanwege zijn medische situatie en psychische gesteldheid hulp nodig heeft, en dat hij afhankelijk is van zijn tante in Nederland. Echter, de rechtbank oordeelt dat de aanwezigheid van de tante en de medische klachten van eiser onvoldoende zijn om de asielaanvraag in behandeling te nemen. De staatssecretaris had in het bestreden besluit de medische situatie van eiser besproken en had geen aanleiding hoeven zien voor nader onderzoek.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 25 juni 2024, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.