ECLI:NL:RBDHA:2024:11389

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
NL24.21912
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 25 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 24 mei 2024 afgewezen, met het argument dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 11 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde mr. L. Sinoo, en een tolk aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat overdracht aan Spanje onevenredig hard zou zijn. Eiser voerde aan dat hij vanwege zijn medische situatie en psychische gesteldheid hulp nodig heeft, en dat hij afhankelijk is van zijn tante in Nederland. Echter, de rechtbank oordeelt dat de aanwezigheid van de tante en de medische klachten van eiser onvoldoende zijn om de asielaanvraag in behandeling te nemen. De staatssecretaris had in het bestreden besluit de medische situatie van eiser besproken en had geen aanleiding hoeven zien voor nader onderzoek.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 25 juni 2024, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.21912
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. L. Sinoo),

en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 24 mei 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en A. Awakian als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.¹ In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Had de staatssecretaris in het aangevoerde aanleiding moeten zien om de aanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling te nemen?
5. Eiser voert aan dat hij vanwege zijn medische situatie en psychische gesteldheid hulp behoeft en hiervoor afhankelijk is van zijn tante. Eiser heeft last van paniekaanvallen, duizeligheid, allergieën en hoofdpijn. Eiser voert aan dat de staatssecretaris heeft nagelaten zijn medische situatie te onderzoeken. De uitspraak van de bewaringsrechter van 12 maart 2024 in de zaak van eiser² zou aanleiding geven om de situatie opnieuw te onderzoeken nu de bewaringsrechter de maatregel van bewaring zou hebben opgeheven in verband met de medische klachten van eiser. Daarnaast zou de staatssecretaris niet over de medische kennis beschikken om zich uit te kunnen laten over de aard en de ernst van de medische klachten. Eiser voert aan dat de staatssecretaris in zijn medische situatie, psychische gesteldheid en het feit dat zijn tante in Nederland woont, aanleiding had moeten zien om de asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling te nemen.
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat overdracht aan Spanje onevenredig hard is. De aanwezigheid van zijn tante in Nederland is daarvoor onvoldoende. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt waar de medische zorg uit bestaat die maakt dat hij daarvoor afhankelijk is van zijn tante. De door eiser in dit verband genoemde klachten zijn bovendien niet te herleiden tot de medische stukken (decompensatie). Verder heeft eiser tijdens het aanmeldgehoor verklaard dat hij niet afhankelijk is van zijn tante. Niet gebleken is dat Nederland het meest aangewezen land is om eiser te behandelen, of dat er voor hem geen toereikende zorg beschikbaar is in Spanje.
7. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit de medische situatie besproken en daarbij kenbaar betrokken wat uit het patiëntendossier volgt. De staatssecretaris had in de overgelegde medische stukken geen aanleiding hoeven zien om nader onderzoek te doen. Mede ook omdat eiser geen informatie heeft overgelegd dat hij voor zijn klachten niet geholpen kan worden in Spanje. De uitspraak in de bewaringszaak brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Anders dan in de bewaringszaak heeft de staatssecretaris in deze zaak de medische gegevens van eiser wel meegewogen en bovendien vindt er in het kader van een bewaringszaak een geheel andere beoordeling plaats. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris geen toepassing hoefde te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van zijn proceskosten krijgt.
2 Met zaaknummer NL24.8695.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
K.L.H. Thomas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
25 juni 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.