ECLI:NL:RBDHA:2024:11438
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.A. Bouter - Rijksen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) voor derdelander Oekraïne
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) door een derdelander uit Oekraïne. De eiser, die de Turkse nationaliteit heeft en onder tijdelijke bescherming valt, had op 8 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een GVVA voor arbeid in loondienst. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op basis van negatieve arbeidsmarktadviezen van het UWV, die stelden dat er voldoende prioriteitgenietend aanbod was voor de functie die eiser vervulde.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden van het Vreemdelingenbesluit 2000. De rechtbank oordeelde dat de afwijzingsgronden uit de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) van toepassing waren en dat er geen ruimte was voor een belangenafweging. Eiser betoogde dat hij op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming vrij toegang had tot de Nederlandse arbeidsmarkt, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet onder het prioriteitgenietend aanbod viel zoals bedoeld in de Wav.
De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat er voldoende prioriteitgenietend aanbod aanwezig was voor de functie die eiser vervulde. De rechtbank oordeelde ook dat de hoorplicht niet was geschonden, aangezien het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond was. De uitspraak werd gedaan door mr. G.A. Bouter - Rijksen, in aanwezigheid van griffier mr. L.D. Osborne.