In deze zaak heeft eiseres, een Syrische nationaliteit, op 12 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De minister van Asiel en Migratie heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 29 november 2023. Vervolgens heeft eiseres op 29 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de minister geen verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft beoordeeld dat de minister binnen 90 dagen op de aanvraag moet beslissen, zoals bepaald in artikel 2u van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke is gesteld. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling.
Daarnaast is de minister veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van € 187,- en de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.