ECLI:NL:RBDHA:2024:11499

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
C/09/642626 / HA RK 23-55
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vernietiging van dossier inzake ondertoezichtstelling minderjarige

In deze zaak heeft de moeder verzocht om de Stichting Jeugdbescherming west Zuid Holland (JBw) te gebieden om alle informatie met betrekking tot haar en haar minderjarige zoon, die onder toezicht stond, te vernietigen. De moeder heeft ook een schadevergoeding van €750 geëist voor het bewaren van haar persoonsgegevens. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 26 juni 2023 en een tussenbeschikking gewezen op 19 juli 2023, waarin werd overwogen dat de vader van de minderjarige ook betrokken moest worden bij het verzoek. De moeder moest een verklaring van de vader overleggen waarin hij instemt met het verzoek tot vernietiging. De procedure is pro forma aangehouden tot 16 september 2023, maar de moeder heeft later aangegeven dat zij een nieuwe advocaat zocht en dat de vader instemde met de vernietiging van het dossier. Op 14 februari 2024 heeft de nieuwe advocaat van de moeder, mr. P. Dorhout, de rechtbank geïnformeerd dat het dossier inmiddels door JBw is vernietigd. Ondanks dat de moeder haar verzoek tot vernietiging handhaafde, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen belang meer was bij het verzoek, aangezien het dossier al vernietigd was. De rechtbank heeft ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat JBw niet eerder verplicht was om het dossier te vernietigen. De rechtbank heeft uiteindelijk de verzoeken van de moeder afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaak-/rekestnummer: C/09/642626 / HA RK 23-55
Beschikking van 1 maart 2024
in de zaak van
[verzoekster]te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat: voorheen mr. C.M. Sent te Amsterdam, thans mr. P. Dorhout te Egmond aan den Hoef, gemeente Bergen,
tegen
Stichting Jeugdbescherming west Zuid Hollandte Den Haag,
verweerster,
advocaat: mr. J. Brouwer te Den Haag.
Partijen worden hierna ‘de moeder’ en “JBw’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij verzoekschrift binnengekomen op 16 februari 2023 heeft de moeder verzocht JBw te gebieden om alle informatie inzake de moeder en de informatie over haar zoon ( [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014, hierna: de minderjarige) met betrekking tot zijn (inmiddels beëindigde) ondertoezichtstelling (hierna ook: ‘het dossier’) te vernietigen en vernietigd te houden en bewijs van vernietiging over te leggen. De moeder heeft verder verzocht om JBw te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding voor het bewaren en bewaard houden van de persoonsgegevens vanaf 25 september 2021 van € 750,=. JBw heeft verweer gevoerd.
1.2.
Het verzoek van de moeder is op 26 juni 2023 ter zitting behandeld. Vervolgens is op 19 juli 2023 tussenbeschikking gewezen.
1.3.
In de tussenbeschikking is, voor zover nu nog van belang, overwogen dat naast de moeder ook de vader van de minderjarige (die samen met de moeder het gezag uitoefent) als betrokkene bij het verzoek om vernietiging van het dossier moet worden aangemerkt en in deze procedure moet worden betrokken. Omdat JBw zich tijdens de zitting op het standpunt heeft gesteld dat zij zich niet (langer) tegen vernietiging van het dossier verzet als blijkt dat ook de vader instemt met het verzoek tot vernietiging, is de moeder in de gelegenheid gesteld uiterlijk op 16 september 2023 een schriftelijke verklaring van de vader over te leggen waaruit blijkt dat hij instemt met het verzoek van de moeder. De moeder moest daarna ook laten weten of zij voortzetting van de procedure wil of haar verzoeken intrekt (omdat JBw mogelijk na overlegging van de verklaring van de vader alsnog vrijwillig aan het verzoek tot vernietiging van het dossier zal voldoen). De rechtbank heeft in de tussenbeschikking van 19 juli 2023 verder overwogen dat en waarom het verzoek van de moeder om schadevergoeding niet toewijsbaar is. Tot slot is in de tussenbeschikking aangekondigd dat als de moeder voormelde verklaring van de vader heeft overgelegd en voortzetting van de procedure wenst, de zaak in beginsel zonder nadere mondelinge behandeling zal worden afgedaan. Indien de moeder de verklaring van de vader niet kan of wil overleggen en voortzetting van de procedure wenst, zal ook de vader worden opgeroepen voor een nadere mondelinge behandeling, waarbij dan tevens de processtukken en deze beschikking aan hem worden toegezonden. De behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot 16 september 2023.
1.4.
Bij per e-mail van 15 september 2023 toegezonden brief heeft mr. Sent verzocht om uitstel van de pro forma datum, kort gezegd omdat de moeder en de vader trachten in onderling overleg met JBw tot een oplossing te komen. Als bijlage bij deze brief is gevoegd een door de vader ondertekende brief, met daarbij een kopie van zijn paspoort, waarin onder meer staat dat de vader de wens heeft om eerst samen met de moeder een verzoek bij JBw in te dienen om een kopie van het dossier van de minderjarige te ontvangen voordat het vernietigd wordt en dat de moeder de vader in die wens tegemoet komt.
1.5.
Per e-mail van 25 oktober 2023 heeft de moeder bericht dat mr. Sent niet meer voor haar optreedt en dat zij gelegenheid wil om een nieuwe advocaat te zoeken. In verband daarmee is de zaak tot 30 november 2023 pro forma aangehouden. Bij e-mailbericht van 6 november 2023 heeft mr. Sent bevestigd dat zij niet langer optreedt voor de moeder.
1.6.
In een e-mail van 7 november 2023 heeft de moeder bericht dat de vader instemt met vernietiging van het dossier en dat zij recent een nieuwe advocaat heeft gevonden die zal proberen met JBw een en ander op te lossen.
1.7.
Omdat nog niets was vernomen van partijen heeft de griffier bij e-mail van 17 januari 2024 aan de moeder en JBw een laatste termijn gegund tot 15 februari 2024 om de rechtbank nader te informeren over de huidige stand van zaken met betrekking tot de verzochte vernietiging van het dossier. Daarbij is medegedeeld dat de rechtbank het ook graag wil weten als het dossier al is vernietigd. Daarnaast moet de moeder laten weten of zij haar verzoeken intrekt of handhaaft. In die e-mail staat verder dat als het dossier al is vernietigd en de moeder haar verzoeken handhaaft geen nadere mondelinge behandeling zal worden bepaald, maar op basis van de schriftelijke stukken een eindbeschikking zal worden afgegeven.
1.8.
Op 14 februari 2024 heeft mr. Dorhout voornoemd zich gesteld voor de moeder. Per e-mail van dezelfde datum heeft mr. Dorhout laten weten dat JBw heeft verklaard dat het dossier is vernietigd, dat de moeder haar verzoeken handhaaft en dat zij de rechtbank verzoekt om een eindbeschikking af te geven. Bij dit bericht van mr. Dorhout is als bijlage gevoegd een e-mail van de advocaat van JBw aan mr. Dorhout van 13 februari 2024 waarin staat vermeld dat het dossier van de minderjarige / de moeder is vernietigd en niet meer is te traceren in de systemen van JBw.
1.9.
Van JBw is geen nader bericht meer ontvangen.
1.10.
Zoals aangekondigd wordt nu zonder nadere mondelinge behandeling beslist op de verzoeken van de moeder. De datum voor deze beschikking is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
Uit de door de moeder op 14 februari 2024 overgelegde e-mail van JBw blijkt dat het dossier is vernietigd en niet meer is te traceren in de systemen van JBw. Daaruit volgt dat alle informatie inzake de moeder en de informatie over de minderjarige met betrekking tot de ondertoezichtstelling is vernietigd. De moeder handhaaft desondanks haar verzoek tot – kort gezegd – vernietiging van het dossier betreffende de ondertoezichtstelling van de minderjarige, maar stelt niet dat zij nog een belang heeft bij haar verzoek. Bij die stand van zaken valt niet in te zien welk belang de moeder nog heeft bij haar verzoek en gelet daarop wordt het verzoek afgewezen.
2.2.
In de beschikking van 19 juli 2023 is al overwogen dat en waarom het verzoek om schadevergoeding zal worden afgewezen. De rechtbank ziet nu geen aanleiding voor een andersluidend oordeel en zal ook het verzoek om schadevergoeding afwijzen.
2.3.
Voor een veroordeling van JBw in de kosten van dit geding, zoals door de moeder is verzocht, ziet de rechtbank geen aanleiding. Weliswaar is JBw pas in de loop van de procedure tot vernietiging van de informatie overgegaan, maar dat zij daartoe eerder verplicht was is niet komen vast te staan. Bovendien is JBw niet voorafgaand aan deze procedure overgegaan tot vernietiging van de informatie zoals door de moeder was gevraagd, omdat de moeder ondanks een verzoek van JBw daartoe nooit voorafgaand aan deze procedure stukken aan JBw heeft verstrekt waaruit kan blijken dat de vader instemt met het verzoek van de moeder om vernietiging van de informatie. Bij die stand van zaken kon JBw niet eerder tot vernietiging van het dossier overgaan. Nu JBw op haar beurt niet heeft verzocht om de moeder te veroordelen in de proceskosten, zal een proceskostenveroordeling helemaal achterwege blijven.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de verzoeken van de moeder af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2024.
idt