ECLI:NL:RBDHA:2024:11543

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
C/09/659849 / JE RK 24-77 & C/09/663580 / JE RK 24-549
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing: niets meer te beslissen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 juli 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2018, en de vervallen verklaring van een schriftelijke aanwijzing. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 1 maart 2025, omdat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van het kind, met name door de verstoorde verstandhouding tussen de ouders. De gecertificeerde instelling, Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen, omdat het belangrijk is dat er een jeugdbeschermer betrokken blijft om de situatie van het kind te monitoren. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verlenging, stellende dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging is en dat het welzijn van het kind onder de huidige omstandigheden niet in gevaar is. De vader daarentegen heeft ingestemd met de verlenging, omdat hij van mening is dat het kind door de moeder wordt belast in de omgang met hem.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling is ingetrokken, waardoor er niets meer te beslissen viel over het verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van deze aanwijzing. De kinderrechter heeft benadrukt dat de betrokkenheid van een neutrale jeugdbeschermer noodzakelijk is, gezien de complexe situatie tussen de ouders en de impact daarvan op het kind. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat er praktische belemmeringen zijn voor het ontbreken van een vaste jeugdbeschermer, maar dat dit onacceptabel is gezien de tijdsduur van bijna een jaar zonder vaste jeugdbeschermer. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om in rust en vertrouwen te werken aan de ontwikkeling van hun kind, zonder de druk van hun eigen conflicten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/659849 / JE RK 24-77 & C/09/663580 / JE RK 24-549
Datum uitspraak: 3 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter
I. Verlenging ondertoezichtstelling
II. Vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing; niets meer te beslissen
in de zaak van het op 15 januari 2024 ingediende verzoek I van:
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
en in de zaak naar aanleiding van het op 25 maart 2024 ingediende verzoek II van:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Erkens te Wateringen,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan in verzoek I:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. G.A. Nandoe Tewarie te Leiden,
en de moeder voornoemd.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan in verzoek II:
de gecertificeerde instelling;
en als informant in verzoek II:
de vader.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 27 maart 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de ondertoezichtstelling verlengd tot 8 juli 2024 en voor het overige aangehouden. Eveneens heeft de kinderrechter in deze rechtbank bij beschikking van 27 maart 2024, het verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing (C/09/663580) pro forma aangehouden tot de zitting van 3 juli 2024.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van 27 maart 2024 en de daarin genoemde stukken;
  • de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling van 18 juni 2024;
- het e-mailbericht van de advocaat van de moeder met bijgevoegde brief met producties 24 t/m 27 van 1 juli 2024.
De advocaat van de vader heeft in de avond van 2 juli nog verschillende stukken ingediend. Deze stukken zijn ruim na 17.00 uur ingediend, namelijk om 19.50 uur en daarna. Gelet op het feit dat de griffie pas de volgende ochtend vanaf 9.00 uur deze stukken verwerkt en de kinderrechter vanaf 9.00 uur zitting hield, heeft zij van deze stukken voorafgaand aan de zitting geen kennis kunnen nemen. Gelet op het zeer late tijdstip van indiening, de veelheid van de stukken (waaronder meerdere filmpjes) en het feit dat de vader en de advocaat ter zitting hun standpunt verder hebben kunnen toelichten, heeft de kinderrechter de ingediende stukken buiten beschouwing gelaten.
1.3.
Op 3 juli 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.

2.De verzoeken

2.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de kinderrechter het aangehouden gedeelte van de ondertoezichtstelling uit te spreken.
2.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Het is belangrijk dat een jeudbeschermer nog langer betrokken blijft, zodat het kindercoach-traject van [minderjarige] gevolgd kan worden en de Parallel Solo Ouderschap trajecten van de ouders kunnen worden gemonitord. Hoewel het contact tussen [minderjarige] en de kindercoach goed verloopt en ook vanuit school te kennen wordt gegeven dat het cognitief gezien goed gaat met [minderjarige] , heeft de gecertificeerde instelling nog wel zorgen. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling toegelicht dat er nog steeds spanning wordt gezien bij [minderjarige] rondom de omgangsmomenten met de vader. Die spanning, die zich onder meer uit in huilen als ze opgehaald wordt, is volgens de gecertificeerde instelling wel degelijk een ontwikkelingsbedreiging. Daarnaast geeft [minderjarige] ook wisselende signalen af richting de kindercoach en de vader. De kindercoach heeft een voorstel gedaan om de contactmomenten met de vader te verminderen. Het is belangrijk dat de gecertificeerde instelling samen met de ouders kan onderzoeken wat in het kader van deze eventuele omgangsvermindering in het belang van [minderjarige] is. Volgens de gecertificeerde instelling is de betrokkenheid van de kindercoach op zichzelf onvoldoende om de ontwikkelingsbedreiging op te vangen. De kindercoach is er voor [minderjarige] en als van de kindercoach verwacht wordt dat zij ook regie gaat voeren over de situatie met en tussen de ouders dan zal zij mogelijk in hun strijd verwikkeld raken. Het is daarom belangrijk dat deze taak bij de jeugdbeschermer blijft liggen. Gevolg daarvan is dat de kindercoach zich op [minderjarige] kan focussen en onpartijdig kan blijven. Verder heeft de gecertificeerde instelling ter zitting toegelicht dat nog steeds een meerwaarde bestaat in de training Stoere Schildpadden in aanvulling op het kindercoach-traject. Hier kan [minderjarige] het hebben over gevoelens, vertrouwen opbouwen en steun ervaren van haar leeftijdsgenoten.
2.3.
De moeder verzoekt bij verzoekschrift van 25 maart 2024 tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling van 12 februari 2024. Bij brief van 1 juli 2024 heeft de moeder kenbaar gemaakt het verzoek tot vervallenverklaring te handhaven. Eén dag voor de zitting heeft de gecertificeerde instelling per brief de schriftelijke aanwijzing ingetrokken. Ondanks intrekking van de schriftelijke aanwijzing doet de advocaat van de moeder nog wel een beroep op het recht van de moeder op een rechtmatigheidstoets. Hij verwijst daarbij naar artikel 8 EVRM. De advocaat verzoekt de kinderrechter een oordeel te geven over de rechtmatigheid van de schriftelijke aanwijzing.

3.De standpunten

3.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling. Volgens de moeder is er geen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] . Volgens de school, huisarts en kindercoach ontwikkelt [minderjarige] zich, zowel cognitief als emotioneel, goed. Er zijn geen problemen in haar ontwikkeling en die zijn er ook nooit geweest. Het feit dat [minderjarige] nog weerstand vertoont richting de vader is onvoldoende om te spreken van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. [minderjarige] heeft verder namelijk geen ontwikkelingsproblemen. De moeder weerspreekt dat de weerstand voortkomt uit een loyaliteitsconflict. De moeder stimuleert het contact tussen [minderjarige] en de vader al geruime tijd positief en de weerstand tegen contact met de vader toont [minderjarige] niet alleen bij de moeder en haar familie, maar ook op school. Aangesloten moet worden bij de draagkracht en het tempo van [minderjarige] . Het feit dat de moeder de kindercoach heeft ingezet betekent niet dat zij erkent dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, een kindercoach kan ook worden ingezet om dingen beter te laten verlopen.
Verder is een vereiste voor een ondertoezichtstelling dat de noodzakelijke hulp niet wordt geaccepteerd. Hieraan wordt niet voldaan, want de moeder accepteert de geboden hulp. Zij heeft zelf de kindercoach ingezet en wil deze coach ook behouden als de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd. Daarbij is er geen hulpverlening geïndiceerd die niet in het vrijwillig kader kan plaatsvinden. Het is belangrijk dat er rust komt en dat de strijd tussen de ouders stopt. De ondertoezichtstelling is van negatieve invloed op het welzijn van de moeder en geeft de vader juist een podium om de strijd tussen de ouders verder te voeren. De moeder wil naar voren brengen dat zij akkoord is met de omgangsregeling zoals die nu is opgesteld. Ter zitting heeft de moeder toegelicht dat [minderjarige] ook recht heeft op contact met haar vader. De moeder wil ook dat zij dit contact heeft. Er ligt een duidelijk advies van de kindercoach dat de ouders niet altijd moeten meegaan in de verhalen die [minderjarige] vertelt. De moeder zal de adviezen van de kindercoach blijven opvolgen, ook als dit bijvoorbeeld betekent dat de omgang van de woensdag niet stopgezet wordt, maar op een andere dag zal plaatsvinden. Volgens de moeder worden door de gecertificeerde instelling steeds aannames gedaan, maar is het afgelopen jaar niet één keer gevraagd hoe het met [minderjarige] gaat. De moeder ziet ook geen meerwaarde in een traject van Stoere Schilpadden. Zij stelt voorop dat er rust moet komen.
3.2.
Door en namens de vader is ingestemd met het verzoek van de gecertificeerde instelling. Volgens de vader is er wel degelijk sprake van een ontwikkelingsbedreiging en is het daarom nodig dat de gecertificeerde instelling betrokken blijft. [minderjarige] wordt door de moeder erg belast in de omgang met de vader. Volgens de vader krijgt [minderjarige] van haar moeder en oma moederszijde niet de vrijheid om plezier te hebben met de vader. De vader is altijd meewerkend geweest met alle hulp, maar de vader heeft grote bezwaren tegen het rapport van de kindercoach. Deze kindercoach is ingezet door de moeder en is niet deskundig op het gebied van scheidingsproblematiek. De eerste maanden is de vader ook niet betrokken in het traject en is ook niet met de vader gesproken. Volgens de vader is de kindercoach vanaf het begin vooringenomen geweest en voldoet het verslag van de kindercoach ook niet aan de beroepscode. Een kindercoach mag niet op deze manier werken. De beperking van de omgang, door de woensdag te laten vervallen, zal er ook niet voor zorgen dat het contact op zaterdag wel onbelast is. Volgens de vader zit de kern van het probleem ook niet in de omgang zelf, maar in het feit dat de moeder [minderjarige] van te voren belast. De vader heeft het idee dat hij met de rug tegen de muur staat. Hij heeft de angst dat als hij [minderjarige] nu loslaat dit ook betekent dat hij haar definitief verliest. De moeder zou juist [minderjarige] moeten loslaten, zodat [minderjarige] vrij en onbelast contact kan hebben met de vader. Verder had het traject Stoere Schildpadden – dat gespecialiseerd is in scheidingsproblematiek voor jonge kinderen – vorig jaar september al kunnen beginnen, alleen wil de moeder daar niet aan meewerken. De moeder lijkt alleen te willen meewerken aan hulp die door haar is goedgekeurd. De vader stelt ook vraagtekens bij het PSO-traject dat eenzijdig is gevolgd door de moeder. Het is om al deze redenen noodzakelijk dat de gecertificeerde instelling nog betrokken blijft. De vader is radeloos omdat er nog steeds geen juiste hulpverlening is ingezet, terwijl er wel degelijk een ontwikkelingsbedreiging is. Het is tot slot zorgelijk dat er geen vaste jeugdbeschermer is.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling kenbaar gemaakt dat zij de schriftelijke aanwijzing van 12 februari 2024 heeft ingetrokken. De kinderrechter stelt vast dat de schriftelijke aanwijzing daardoor niet langer bestaat. Zij constateert daarom dat zij ten aanzien van verzoek II niets meer te beslissen heeft. Dit verzoek houdt immers in: vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing. Nu de schriftelijke aanwijzing niet meer bestaat, kan de kinderrechter ook niet beslissen tot vervallenverklaring ervan. Met het verzoek om alsnog een oordeel te geven over de rechtmatigheid van de schriftelijke aanwijzing, wordt gevraagd om een oordeel voor de fictieve situatie dat de aanwijzing niet zou zijn ingetrokken. De kinderrechter ziet geen ruimte om op deze manier tot een inhoudelijk oordeel te komen over een ingetrokken schriftelijke aanwijzing.
4.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.3.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Naar het oordeel van de kinderrechter wordt [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Deze ontwikkelingsbedreiging is met name gelegen in het effect dat de zeer verstoorde verstandhouding tussen de ouders op [minderjarige] heeft. [minderjarige] groeit op in een situatie waarbij de ouders voortdurend verwikkeld zijn in een complexe (juridische) strijd. Zoals uit de stukken blijkt en ter zitting naar voren is gekomen, laat [minderjarige] nog steeds veel spanning zien omrent de contactmomenten met de vader. Hoewel het positief is om te horen dat er verder geen zorgen zijn en zij ook cognitief goed functioneert op school, doet dit volgens de kinderrechter niet af aan het feit dat zij nog steeds in een situatie opgroeit waarbij geen sprake is van een vanzelfsprekend en onbelast contact met beide ouders. Dit is zorgelijk in het kader van haar identiteitsontwikkeling en kan ook op de lange termijn van grote invloed zijn. Gelet op de verschillende belangen die bij de ouders spelen en zij het ook oneens zijn over de vraag welke hulp passend en geboden is, blijft het volgens de kinderrechter noodzakelijk dat er voor [minderjarige] een neutraal persoon betrokken is – in de vorm van de gecertificeerde instelling – die de belangen van [minderjarige] kan vertegenwoordigen en voorop kan stellen. De kinderrechter heeft er op dit moment nog onvoldoende vertrouwen in dat het de ouders zelf lukt om in het vrijwillig kader, met hulp van de kindercoach, de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. Zeker gezien ter zitting duidelijk is geworden dat de vader consequent vraagtekens zet bij de onpartijdigheid en kunde van de kindercoach, acht de kinderrechter het niet in het belang van [minderjarige] als alleen de kindercoach nog betrokken blijft. Dit zal de verstandhouding tussen de ouders mogelijk nog verder op scherp zetten, waarbij niet ondenkbaar is dat de kindercoach betrokken raakt in de strijd tussen hen.
Gezien het voorgaande is het naar het oordeel van de kinderrechter nodig dat de ondertoezichtstelling verlengd wordt. Wel ziet de kinderrechter, zoals door de moeder naar voren gebracht, dat noodzakelijk is dat er zoveel mogelijk rust en duidelijkheid ontstaat. Naar het oordeel van de kinderrechter is de eerste stap dan ook dat er een vaste jeugdbeschermer móet komen. De kinderrechter is zich ervan bewust dat vermoedelijk praktische belemmeringen ten grondslag liggen aan het gebrek van een vaste jeugdbeschermer – zoals het tekort aan jeugdbeschermers en de daaruit voortvloeiende noodzaak tot prioritering – maar op dit moment gaat het om een termijn van bijna één jaar en dat is onacceptabel.
Een vaste jeugdbeschermer moet zich gaan richten op twee specifieke zaken, die de redenen vormen voor verlenging van de ondertoezichtstelling. Allereerst is daar het contact met de kindercoach, die zich vooral moet kunnen richten op [minderjarige] . Het is van belang dat de jeugdbeschermer in gesprek gaat met de vader en de kindercoach, om de zorgen van de vader ten aanzien van de kindercoach concreet in beeld te krijgen. Het is vervolgens aan de jeugdbeschermer om dit te bespreken met de kindercoach en in overleg met haar te bezien welke hulp [minderjarige] nodig heeft. Daarnaast moet de jeugdbeschermer aandacht hebben voor het PSO-traject van de ouders en de voortgang hiervan. Voorkomen moet worden dat de inzet van het PSO-traject opnieuw ook weer voor verdere verwijdering en strijd tussen de ouders zorgt.
Door concrete aandachtspunten voor de jeugdbeschermer in de beschikking op te nemen hoopt de kinderrechter dat de ouders zich daarop kunnen focussen, zodat dit ook voor rust zorgt en de strijd tussen de ouders niet nog verder oplaait door de ondertoezichtstelling.
4.4.
Ten slotte wil de kinderrechter de ouders nog het volgende meegeven. De kinderrechter ziet twee ouders die ontzettend veel van hun kind houden en voor haar door het vuur gaan. Beide ouders lijken ook het belang te zien van de aanwezigheid van de andere ouder in het leven van [minderjarige] . [minderjarige] heeft haar hele leven maar één moeder en maar één vader. De angst [minderjarige] te verliezen is vanzelfsprekend invoelbaar, maar kent het grote risico dat [minderjarige] die ervaart of gaat ervaren als geclaim en getouwtrek met alle gevolgen van dien. De angst haar te verliezen drukt onwillekeurig op de vrijheid waardoor een fijne onbelaste verbinding met beide ouders zich zou moeten kenmerken. Het is niet aan [minderjarige] haar ouders erkenning te geven voor hun rol als ouder. Het is aan de ouders [minderjarige] erkenning te geven voor haar kind-zijn. Zij kunnen haar recht doen door haar niet langer te belasten met spanning en gedoe. De kinderrechter voelt met de vader mee omdat hij voortdurend blijft ronddraaien in gedachten waarin hij als vader tekort wordt gedaan en als slachtoffer uit de strijd komt. De kinderrechter roept de vader op te vertrouwen op zijn feitelijk vaderschap. De moeder heeft meermalen nadrukkelijk te kennen gegeven dat zij wil dat [minderjarige] een band ontwikkelt met haar vader. Er is geen enkele reden voor dat de vader voortdurend zichzelf als verliezer bestempelt. Het is noodzakelijk dat hij zijn plek als vader inneemt, en daar hoort niet bij dat hij zijn eigen belangen voor de belangen van [minderjarige] uit laat gaan omdat hij bang is dat hij haar anders verliest. Niemand is erop uit dat [minderjarige] haar vader verliest. Het is belangrijk dat de vader zich dat realiseert, ook als er periodes of momenten zijn dat het wat minder leuk gaat met [minderjarige] . Dat is een recht dat [minderjarige] heeft: zij hoeft niet alles altijd leuk te vinden en als zij een stapje terug doen nodig heeft, dan is het aan de ouders haar daarin te volgen. Naarstig claimen leidt alleen maar tot verlies. Omgekeerd geldt hetzelfde. Als [minderjarige] op enig moment in haar leven meer naar haar vader trekt dan naar haar moeder, is het ook aan de ouders haar daarin te volgen en dat niet te zien als een kwestie van winnen of verliezen. De kinderrechter gunt het de ouders – nadrukkelijk ook de vader – te vertrouwen op de liefde die [minderjarige] in haar kern voor beide ouders bij zich draagt, hoe haar levenspad er verder ook uit zal gaan zien. De kinderrechter hoopt dat de ouders de komende periode in rust en vertrouwen bij zichzelf nagaan wat zij kunnen doen om [minderjarige] rust, vertrouwen, veiligheid en de aanwezigheid van beide ouders te kunnen bieden, zodat zij zich in vrijheid kan ontwikkelen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 1 maart 2025;
5.2.
stelt vast dat niets meer te beslissen valt ten aanzien van het verzoek van de vader tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing (C/09/663580 JE RK 24-549)
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier, en op schrift gesteld op 22 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.