ECLI:NL:RBDHA:2024:11567

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
C/09/661091 / FA RK 24-938
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor vakantie met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2024 een beschikking gegeven in een geschil tussen de ouders van een minderjarig kind, [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016. De moeder heeft verzocht om vervangende toestemming om met [minderjarige] op vakantie naar Spanje te gaan in de zomervakantie van 2024. De vader heeft hiertegen verweer gevoerd, omdat hij geen contact heeft gehad met [minderjarige] sinds begin 2019 en twijfels heeft over het belang van de vakantie voor het kind. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken en de zitting, waar de moeder met een waarnemend advocaat aanwezig was, maar de vader en zijn advocaat niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek van de moeder te onbepaald is en dat zij niet heeft voldaan aan de afspraken die tijdens de zitting zijn gemaakt om de vader om toestemming te vragen. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de moeder afgewezen en bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-938
Zaaknummer: C/09/661091
Datum beschikking: 11 juni 2024

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 6 februari 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 1] , gemeente [gemeente 1] ,
advocaat: mr. V.C. Serrarens te Middelburg.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente 2] ,
advocaat: mr. W. van de Velde te Lent.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 20 februari 2024, met bijlage, namens de moeder;
  • het bericht van 3 mei 2024, met bijlagen, namens de vader;
  • de brief van 13 mei 2024, met bijlage, namens de vader.
Op 13 mei 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder met mr. A. van Acker als waarnemend advocaat. De vader en zijn advocaat zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Na de zitting heeft de rechtbank het bericht van 16 mei 2024, met bijlage, namens de moeder ontvangen.

Feiten

  • De moeder en de vader hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind:
  • [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit volgens een aantekening in het gezagsregister van 3 december 2016.
  • [minderjarige] verblijft bij de moeder.
  • Bij beschikking van 25 juli 2023 van de rechtbank Oost-Brabant is – voor zover hier van belang – toestemming aan de moeder verleend tot het aanvragen van een paspoort voor [minderjarige] .

Verzoek

De moeder verzoekt aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] in de zomervakantie 2024 een buitenlandse vakantie te mogen doorbrengen, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vader voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – wordt besproken.

Beoordeling

Vervangende toestemming vakantie
De moeder stelt dat zij de vader heeft verzocht om het toestemmingsformulier voor een vakantie naar het buitenland te ondertekenen. Volgens de moeder heeft de vader hierop niet gereageerd, ook niet via zijn advocaat. De moeder wil in de zomervakantie naar Spanje. Zij heeft een nieuwe partner, waarmee ze nog een zoon heeft. De moeder wenst als gezin van vier op vakantie te kunnen gaan. Uit de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant blijkt dat de vader alleen toestemming wilde geven voor de aanvraag van een ID-kaart, omdat dit voldoende zou zijn om in Europa op vakantie te kunnen. Desondanks wil de vader nu geen toestemming geven voor een vakantie in Europa. De vader heeft eerder zijn toestemming voor een vakantie geweigerd, omdat er geen omgang tussen hem en [minderjarige] is. De moeder stelt dat dit geen goede reden is om [minderjarige] een gezinsvakantie te onthouden en dat de vader hiermee misbruik maakt van zijn gezag.
De vader geeft aan dat hij [minderjarige] begin 2019 voor het laatst heeft gezien. Ondanks zijn vele inspanningen en een lopende procedure bij de rechtbank Oost-Brabant is het tot op heden niet gelukt om contact met [minderjarige] te krijgen. De vader voert aan dat het ontbreken van contact aan de moeder te wijten is, omdat zij geen enkele emotionele toestemming geeft of medewerking verleent. Hulpverlening komt hierdoor niet van de grond. De vader weet niet hoe het met [minderjarige] gaat. Hij weet ook niet waar, wanneer, waarheen en met wie de moeder met [minderjarige] op vakantie wil. Van hem kan daarom niet verwacht worden dat hij zonder meer toestemming geeft, omdat hij niet kan beoordelen of de vakantie in het belang van [minderjarige] is. De vader geeft verder aan dat van hem niet verwacht kan worden dat hij, terwijl hij zich al ruim vijf jaar inspant voor contact met [minderjarige] en de moeder dit alleen maar tegenwerkt, de verzochte toestemming zonder nadere informatie over de vakantie verleent.
Artikel 1:253a, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders op verzoek van beiden of één van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank is er niet in geslaagd partijen te verenigen. De rechtbank neemt hierom een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank is, net als de vader, van oordeel dat het verzoek van de moeder erg onbepaald is. Op de zitting heeft de moeder meer informatie gegeven over haar gewenste bestemming en reisperiode, maar de vader was niet aanwezig op de zitting, zodat zij haar verzoek niet kon aanvullen. De rechtbank heeft de moeder vanaf de zitting twee weken de tijd gegeven om haar concrete verzoek aan de vader voor te leggen en zijn toestemming daarvoor te vragen. Er is afgesproken dat zij daarna de rechtbank informeert over of het is gelukt om de toestemming van de vader te krijgen. Op 16 mei 2024 heeft de moeder alleen een offerte van een reisbureau naar de rechtbank en de vader gestuurd. Hieruit leidt de rechtbank af dat de moeder niet heeft geprobeerd om eerst met de vader in overleg te treden over de vakantie, zoals wel op de zitting was afgesproken. Omdat het verzoek van de moeder te onbepaald is zal de rechtbank dit verzoek afwijzen.
Proceskosten
Aangezien het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek van de moeder;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. van Zeben-de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 11 juni 2024.