ECLI:NL:RBDHA:2024:11569

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
C/09/661913 / FA RK 24-1349
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om eenhoofdig gezag en verlening vervangende toestemming voor kinderdagverblijf met vaststelling zorgregeling en kinderalimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in een familiezakenprocedure tussen de ouders van een minderjarig kind. De moeder verzocht om het gezamenlijk gezag te wijzigen in eenhoofdig gezag, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de ouders in staat zijn om afspraken te maken en dat zij in mediation gaan om hun onderlinge communicatie te verbeteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gezamenlijk gezag in stand blijft, omdat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders.

Daarnaast heeft de rechtbank de vader vervangende toestemming verleend voor de aanmelding van het kind in het portaal van het kinderdagverblijf, omdat de moeder deze toestemming niet verleende. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van het kind is dat de vader toegang heeft tot de informatie van het kinderdagverblijf. Tevens is er een zorgregeling vastgesteld, waarbij de ouders afspraken hebben gemaakt over de omgang met het kind, inclusief Facetime-contact en een opbouwende zorgregeling.

Tot slot is er een kinderalimentatie vastgesteld van € 135,- per maand, met ingang van 1 april 2024. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ouders zijn verwezen naar een mediator om verdere geschillen over de invulling van hun ouderschap op te lossen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-1349 (bodemzaak) en FA RK 24-2070 (223 Rv)
Zaaknummer: C/09/661913 (bodemzaak) en C/09/663437 (223 Rv)
Datum beschikking: 11 juni 2024
Gezagsuitoefening, kinderalimentatie en voorlopige voorzieningen ex artikel 223 Rv

Beschikking op het op 21 februari 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. S.J. te Boekhorst te Leiden.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. E.V.S. van Baarle te Zeewolde.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift namens de moeder;
  • het bericht van 26 februari 2024, met bijlage, namens de moeder;
  • het verweerschrift namens de vader, ook houdende zelfstandige verzoeken en verzoeken ex artikel 223 Rv;
  • het verweer tegen de zelfstandige verzoeken en de verzoeken ex artikel 223 Rv namens de moeder, ook houdende aanvullende verzoeken in de bodemzaak en zelfstandige verzoeken in de artikel 223 Rv procedure;
  • het verweer namens de vader tegen de aanvullende verzoeken in de bodemzaak en de zelfstandige verzoeken van de moeder in de artikel 223 Rv procedure;
  • de brief van 7 mei 2024, met bijlagen, namens de vader.
Op 13 mei 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat, de vader met zijn advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
Na de zitting heeft de rechtbank ontvangen:
  • de brief van 14 mei 2024, met bijlage, namens de vader;
  • de e-mail van 16 mei 2024 namens de moeder;
  • het bericht van 21 mei 2024 namens de vader.

Feiten

  • De moeder en de vader hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind:
  • [de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2023 in [geboorteplaats] .
  • De vader heeft [de minderjarige] erkend.
  • De ouders oefenen van rechtswege het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] uit.
  • [de minderjarige] verblijft bij de moeder.
  • Op 18 maart 2024 heeft er een viergesprek met de ouders en hun advocaten plaatsgevonden, waar – voor zover hier van belang – de volgende (tijdelijke) afspraken zijn gemaakt:
  • Facetime: de eerste zes weken zal de vader elke dinsdag en donderdag tussen
15
uur en 17.00 uur Facetime-contact met [de minderjarige] kunnen hebben. Vader stuurt moeder een bericht of het op dat moment uitkomt, waarbij zij bij akkoord van moeder zullen Facetimen. Na zes weken wordt dit uitgebreid met een extra Facetime-moment in het weekend. Moeder zal vader vóór 12.00 uur op zaterdagochtend informeren wanneer dit kan plaatsvinden. Het contact duurt circa 2 minuten en ziet enkel op het herstel van het contact tussen vader en dochter.
-
Zorgregeling, in het bijzijn van moeder, vanaf 5 april 2024:
- Week 1 en 2: één keer per week één uur op vrijdag tussen 11.00 uur en
13
uur;
- Week 3 en 4: één keer per week twee uur op vrijdag tussen 11.00 uur en
13
uur;
- Week 5 en 6: één keer per week twee uur op vrijdag tussen 11.00 uur en
13
uur én in de oneven week twee keer per week twee uur, namelijk op woensdag vanaf 16.00 uur en vrijdag tussen 11.00 uur en 13.00 uur;
- De zaterdag en/of zondag fungeren als escape als de omgang om een of andere reden niet door kan gaan op de hierboven genoemde contactmomenten. Partijen zullen dan in overleg een moment bepalen in het weekend, afhankelijk van hun roosters/planning;
  • Informatie: vader zal elke week vragen om informatie over [de minderjarige] aan moeder per e-mail. De vragen worden neutraal geformuleerd en neutraal beantwoord. Het gaat enkel over [de minderjarige] ;
  • Woonadres vader: vader heeft zijn adres doorgegeven aan moeder, zodat haar bekend is waar hij verblijft. Dit betreft [plek] , [adres] te ( [postcode] ) [plaats] .
  • Kinderalimentatie: vader voldoet een bedrag aan kinderalimentatie van € 135,- per maand aan moeder, met wettelijke indexering voor het eerst per 1 januari 2025.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt – na wijziging – :
  • het gezamenlijk gezag te wijzigen in die zin dat dat de moeder belast wordt met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] ;
  • de moeder vervangende toestemming te verlenen voor de aanmelding van [de minderjarige] op het kinderdagverblijf op vrijdag;
  • te bepalen dat [de minderjarige] in het bijzijn van de moeder bij de vader is één keer per week twee uur op vrijdag tussen 11.00 uur en 13.00 uur én in de oneven week twee keer per week twee uur, namelijk op woensdag vanaf 16.00 uur en vrijdag tussen 11.00 uur en 13.00 uur;
  • te bepalen dat de vader, per vooruitbetaling, een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van [de minderjarige] van € 135,- per maand aan de moeder betaalt met ingang van de datum die partijen in onderling overleg bepalen, dan wel met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vader voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de vader zelfstandig – na wijziging – te bepalen dat:
in de bodemprocedure:
  • de moeder gehouden is zich te onthouden van eenzijdige inschrijving van [de minderjarige] op het kinderdagverblijf op de vrijdag;
  • de vader vervangende toestemming te verlenen wanneer de moeder niet binnen zeven dagen na de nader af te geven beschikking zorggedragen heeft dat de vader op het kinderdagverblijf is aangemerkt als contactpersoon en ouder 2 (vide de overeenkomst kinderdagverblijf welke de moeder aan de vader heeft verzonden), alsook toegang krijgt tot alle berichten van het kinderdagverblijf op basis van het feit dat hij gezaghebbende ouder is (artikel 1:247 jo. 1:251 en 1:253a BW);
  • een zorgregeling wordt vastgesteld tussen de vader en [de minderjarige] met opbouw:
  • de eerste maand iedere vrijdag van 08.00 uur waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt bij de moeder voordat zij naar haar werk gaat en de moeder [de minderjarige] bij de vader ophaalt na haar werk, rond de klok van 18.00 uur;
  • in de tweede maand wordt de regeling uitgebreid met een contactmoment op zondag van 11.00 uur tot 18.00 uur op de dag dat de andere kinderen van de vader ook bij hem verblijven;
  • in de derde maand wordt de regeling uitgebreid tot:
- iedere vrijdag contact, waarbij de ene vrijdag het contact plaatsvindt van 08.00 uur waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt bij de moeder voordat zij naar haar werk gaat en de moeder [de minderjarige] bij de vader ophaalt na haar werk, rond de klok van 18.00 uur, en de andere vrijdag
primairhet contact plaatsvindt van 08.00 uur waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt bij de moeder en zij bij vader verblijft tot de opvolgende zaterdag rond de lunch (afhankelijk van haar slaaptijden),
subsidiairdat de vader [de minderjarige] op donderdag ophaalt na zijn werk rond de klok van 18.00 uur en [de minderjarige] bij hem verblijft tot vrijdag rond 18.00 uur, waarbij de moeder haar ophaalt bij de vader na haar werk;
- op zondag heeft de vader contact met [de minderjarige] wanneer zijn andere kinderen er ook zijn van circa 11.00 uur tot circa 18.00 uur (afhankelijk van haar slaaptijd en het halen en brengen van de andere kinderen) in de week dat de vader [de minderjarige] alleen de vrijdag heeft;
  • aanvullend: dat iedere dinsdagavond de vader [de minderjarige] ophaalt uit het kinderdagverblijf rond de klok van 18.00 uur (ten tijde dat de moeder haar studie volgt) en de zorg op woensdagochtend overdraagt aan de moeder rond de klok van 08.00 uur;
  • na ommekomst van 6 maanden na de start van de eerste regeling heeft de vader de zorg over [de minderjarige] in het weekend dat zijn andere kinderen er zijn, waarbij de vader haar op vrijdagochtend om 08.00 uur bij de moeder ophaalt en haar op maandagochtend naar het kinderdagverblijf brengt, alsmede in de andere week de vrijdag van 08.00 uur tot 18.00 uur, waarbij de vader [de minderjarige] bij de moeder ophaalt en de moeder haar bij de vader ophaalt;
  • de moeder gehouden is om de vader tweewekelijks te informeren omtrent [de minderjarige] naar analogie van artikel 1:373b BW conform het format zoals benoemd in punt 47;
  • de vader een bijdrage in het levensonderhoud van [de minderjarige] aan de moeder dient te voldoen ad € 50,- per maand, met ingang van de datum van de beschikking, dan wel een bedrag en ingangsdatum welke de rechtbank in goede justitie nader bepaalt,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
bij wijze van voorlopige voorziening:
  • de moeder gehouden is zich te onthouden van eenzijdige inschrijving van [de minderjarige] op het kinderdagverblijf op de vrijdag;
  • de vader vervangende toestemming te verlenen wanneer de moeder niet binnen zeven dagen na de nader af te geven beschikking zorggedragen heeft dat de vader op het kinderdagverblijf is aangemerkt als contactpersoon en ouder 2 (vide de overeenkomst kinderdagverblijf welke de moeder aan de vader heeft verzonden), alsook toegang krijgt tot alle berichten van het kinderdagverblijf op basis van het feit dat hij gezaghebbende ouder is (artikel 1:247 jo. 1:251 en 1:253a BW);
  • een zorgregeling wordt vastgesteld tussen de vader en [de minderjarige] met opbouw:
  • de eerste maand iedere vrijdag van 08.00 uur waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt bij de moeder voordat zij naar haar werk gaat en de moeder [de minderjarige] bij de vader ophaalt na haar werk, rond de klok van 18.00 uur;
  • in de tweede maand wordt de regeling uitgebreid met een contactmoment op zondag van 11.00 uur tot 18.00 uur op de dag dat de andere kinderen van de vader ook bij hem verblijven;
  • in de derde maand wordt de regeling uitgebreid tot:
- iedere vrijdag contact, waarbij de ene vrijdag het contact plaatsvindt van 08.00 uur waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt bij de moeder voordat zij naar haar werk gaat en de moeder [de minderjarige] bij de vader ophaalt na haar werk, rond de klok van 18.00 uur, en de andere vrijdag
primairhet contact plaatsvindt van 08.00 uur waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt bij de moeder en zij bij vader verblijft tot de opvolgende zaterdag rond de lunch (afhankelijk van haar slaaptijden),
subsidiairdat de vader [de minderjarige] op donderdag ophaalt na zijn werk rond de klok van 18.00 uur en [de minderjarige] bij hem verblijft tot vrijdag rond 18.00 uur, waarbij de moeder haar ophaalt bij de vader na haar werk;
- op zondag heeft de vader contact met [de minderjarige] wanneer zijn andere kinderen er ook zijn van circa 11.00 uur tot circa 18.00 uur (afhankelijk van haar slaaptijd en het halen en brengen van de andere kinderen) in de week dat de vader [de minderjarige] alleen de vrijdag heeft;
  • aanvullend: dat iedere dinsdagavond de vader [de minderjarige] ophaalt uit het kinderdagverblijf rond de klok van 18.00 uur (ten tijde dat de moeder haar studie volgt) en de zorg op woensdagochtend overdraagt aan de moeder rond de klok van 08.00 uur;
  • na ommekomst van 6 maanden na de start van de eerste regeling heeft de vader de zorg over [de minderjarige] in het weekend dat zijn andere kinderen er zijn, waarbij de vader haar op vrijdagochtend om 08.00 uur bij de moeder ophaalt en haar op maandagochtend naar het kinderdagverblijf brengt, alsmede in de andere week de vrijdag van 08.00 uur tot 18.00 uur, waarbij de vader [de minderjarige] bij de moeder ophaalt en de moeder haar bij de vader ophaalt;
  • (naar de rechtbank begrijpt) een Facetime-regeling wordt vastgesteld, waarbij vanaf de zitting geldt dat de vader elke dinsdag en donderdag tussen 15.00 uur en 19.00 met [de minderjarige] kan Facetimen, alsook één weekenddag op een nader vast te stellen moment, waarbij de moeder de vader op zaterdag voor 12.00 uur bericht wanneer het in dat weekend kan plaatsvinden;
  • de moeder gehouden is om de vader tweewekelijks te informeren omtrent [de minderjarige] naar analogie van artikel 1:373b BW conform het format zoals benoemd in punt 47,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De moeder voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de vader, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de moeder zelfstandig:
bij wijze van voorlopige voorziening:
  • de moeder vervangende toestemming te verlenen voor de aanmelding van [de minderjarige] op het kinderdagverblijf op vrijdag;
  • te bepalen dat [de minderjarige] in het bijzijn van de moeder bij de vader is één keer per week twee uur op vrijdag tussen 11.00 uur en 13.00 uur én in de oneven week twee keer per week twee uur, namelijk op woensdag vanaf 16.00 uur en vrijdag tussen 11.00 uur en 13.00 uur;
  • te bepalen dat de vader, per vooruitbetaling, een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van [de minderjarige] van € 135,- per maand aan de moeder betaalt met ingang van de datum die partijen in onderling overleg bepalen, dan wel met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.

Beoordeling

Voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
Op grond van het eerste lid van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Nu de rechtbank in de bodemprocedure een beslissing neemt over dezelfde onderwerpen die in de voorlopige voorzieningenprocedure voorliggen, zal de rechtbank het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen afwijzen bij gebrek aan belang.
Gezag
Ingevolge artikel 1:253n, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of één van hen het gezamenlijk gezag dat is ontstaan door erkenning beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. Op grond van het tweede lid van dit artikel zijn de gronden van artikel 1:251a eerste lid BW, van overeenkomstige toepassing. Het gezamenlijk gezag kan daarom worden beëindigd, indien: (a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of (b) wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechtbank zal het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] in stand laten. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. Slechts in uitzonderingsgevallen mag worden aangenomen dat het belang van een kind vereist dat één van de ouders met het gezag wordt belast. Die uitzonderingsgevallen doen zich hier niet voor. Niet is gebleken dat de vader gezagsbeslissingen belemmert. Naar aanleiding van het viergesprek heeft de vader zijn toestemming verleend voor de aanvraag van een paspoort voor [de minderjarige] en voor een vakantie van de moeder met [de minderjarige] . Hoewel de moeder stelt dat de vader de aanmelding van [de minderjarige] op de vrijdag bij het kinderdagverblijf belemmert, heeft de vader gemotiveerd dat hij deze toestemming niet verleent omdat hij zelf op de vrijdag voor [de minderjarige] wil zorgen. Gebleken is dat de ouders geen hele goede verstandhouding hebben, maar de rechtbank acht het mogelijk dat de ouders grote gezagsbeslissingen met elkaar afstemmen. In het viergesprek hebben zij al over een aantal punten overeenstemming bereikt en het is hen op de zitting ook gelukt om afspraken te maken. Daarnaast hebben de ouders zich op de zitting bereid verklaard om in mediation te gaan, om de beëindiging van hun relatie te verwerken, hun onderlinge communicatie te verbeteren en verdere afspraken omtrent [de minderjarige] te maken. Partijen worden daartoe via het mediationbureau van de rechtbank in contact gebracht met een geschikte mediator. Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] te belasten afwijzen.
Vervangende toestemming portaal kinderdagverblijf
Artikel 1:253a eerste lid BW bepaalt dat in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders op verzoek van beiden of één van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank is er niet in geslaagd partijen te verenigen. De rechtbank neemt hierom een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De rechtbank zal de vader vervangende toestemming verlenen voor aanmelding in het portaal van het kinderdagverblijf. Op de zitting heeft de moeder aangegeven dat zij deze toestemming niet verleent, omdat de vader de toegang volgens haar zelf kan aanvragen. Hoewel de rechtbank net als de moeder meent dat de vader als gezaghebbende ouder rechtstreeks toegang zou moeten kunnen krijgen tot het portaal, heeft de vader concreet onderbouwd dat hem deze toegang niet wordt verleend zonder toestemming van de moeder. Aangezien de moeder heeft aangegeven deze toestemming niet te zullen verlenen en de rechtbank het in het belang van [de minderjarige] acht dat de vader toegang heeft tot de informatie van het kinderdagverblijf, zal de rechtbank het verzoek van de vader toewijzen.
Zorgregeling
Op de zitting hebben de ouders afspraken gemaakt over de opbouw van de zorgregeling. Deze afspraken zijn na de zitting in de brief van 14 mei 2024 namens de vader weergegeven. Bij e-mail van 16 mei 2024 heeft de moeder laten weten dat zij instemt met deze afspraken tot en met week 11. Daarna is zij twee weken met vakantie. De rechtbank zal deze afspraken tussen de ouders in het navolgende vastleggen. Daarnaast zal de rechtbank een verdere opbouw als vervolg op de afspraken tussen de ouders vastleggen, welke in zal gaan na de vakantie van de moeder. Het staat de ouders vrij om (in overleg met de mediator) tot een andere (opbouw)regeling te komen.
Facetime
De vader heeft een Facetime-regeling verzocht, waarbij hij drie keer per week via Facetime contact heeft met [de minderjarige] . Bij het viergesprek hebben de ouders afspraken gemaakt over een Facetime-regeling, die enkel zag op het herstel van het contact tussen vader en dochter. Aangezien de ouders op de zitting afspraken hebben gemaakt over de zorgregeling en de vader [de minderjarige] daarmee twee keer per week ziet, ziet de rechtbank geen aanleiding om daarnaast ook een Facetime-regeling vast te leggen. De rechtbank zal daarom dit verzoek van de vader afwijzen.
Aanmelding kinderdagverblijf vrijdag
Gelet op de opbouwende zorgregeling die de ouders zijn overeengekomen, waarbij [de minderjarige] steeds op de vrijdag bij de vader is, is de rechtbank van oordeel dat de inschrijving van [de minderjarige] op de vrijdag bij het kinderdagverblijf niet meer aan de orde is. De rechtbank zal daarom zowel het verzoek van de moeder als het verzoek van de vader afwijzen, nu daaraan het belang is ontvallen.
Informatieregeling
De vader heeft verzocht om een wijziging van de bij het viergesprek afgesproken informatieregeling. Hij vindt de huidige regeling, waarbij hij vragen moet stellen om informatie te krijgen, niet fijn. De moeder geeft aan dat zij geregeld uit eigen initiatief informatie en foto's van [de minderjarige] stuurt. Zij wil niet dat dit haar ook nog wordt verplicht.
Ingevolge het tweede lid, onder sub c van artikel 1:253a BW kan de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd, worden vastgesteld.
De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding om de onderling afgesproken informatieregeling te wijzigen. De moeder heeft met stukken onderbouwd dat zij de vader regelmatig van informatie en foto’s voorziet. Daarnaast kunnen de ouders in mediation de informatieregeling bespreken. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vader afwijzen.
Kinderalimentatie
Naar aanleiding van het viergesprek zijn de ouders overeengekomen dat de vader maandelijks een bedrag van € 135,- aan kinderalimentatie aan de moeder voldoet. De rechtbank zal conform de tussen partijen bereikte overeenstemming beslissen, nu zij deze overeenstemming niet in strijd met de wettelijke maatstaven acht. Aangezien de ouders op 28 maart 2024 deze overeenstemming hebben bereikt, zal de rechtbank in redelijkheid als ingangsdatum 1 april 2024 hanteren, nu de ouders zich hier verder niet over hebben uitgelaten. Gelet op de bereikte overeenstemming tussen de ouders zal de rechtbank het meer of anders door de vader verzochte afwijzen.
Proceskosten
Aangezien het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de onderlinge afspraken – :
*
verwijst partijen naar de voor hen bekende mediator om de beëindiging van hun relatie te verwerken, hun onderlinge communicatie te verbeteren en hun geschillen over de invulling van hun ouderschap door middel van mediation tot een oplossing te brengen;
*
verleent toestemming aan de vader – welke toestemming die van de moeder vervangt – ten behoeve van de aanmelding in het portaal van het kinderdagverblijf van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2023 in [geboorteplaats] ;
*
bepaalt dat [de minderjarige] bij de vader zal zijn:
  • volgens de regeling zoals opgenomen in de bijlage
  • in aanvulling op de regeling zoals opgenomen in de bijlage bepaalt de rechtbank de volgende opbouwregeling tenzij in overleg bij de mediator met goedvinden van beide partijen een andere regeling wordt vastgesteld:
  • vrijdag 16 augustus van 08.30 uur tot 18.00 uur;
  • zondag 18 augustus van 08.30 uur tot 18.00 uur;
  • vrijdag 23 augustus van 08.30 uur tot zaterdag 24 augustus 12.30 uur;
  • woensdag 28 augustus van 08.30 uur tot 18.00 uur;
  • vrijdag 30 augustus van 08.30 uur tot 18.00 uur;
  • zondag 1 september van 08.30 uur tot 18.00 uur;
  • vrijdag 6 september van 08.30 tot zaterdag 7 september 17.00 uur;
  • woensdag 11 september van 08.30 uur tot 18.00 uur;
  • vrijdag 13 september van 08.30 uur tot 18.00 uur;
  • vrijdag 20 september van 08.30 uur tot zondag 22 september 12.30 uur;
  • vrijdag 27 september van 08.30 uur tot 18.00 uur;
  • vrijdag 4 oktober van 08.30 uur tot zondag 6 oktober 18.00 uur,
waarbij de vader [de minderjarige] haalt en brengt;
*
bepaalt dat de vader aan de moeder, met ingang van 1 april 2024, een kinderalimentatie ten behoeve van [de minderjarige] van € 135,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. van Zeben-de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 11 juni 2024.

Afbeelding verwijderd in verband met privacy!